5e zondag Vasten A (2008)

Het is een tijd geleden, en ik weet niet meer naar aanleiding waarvan. Maar een columnist in een krant schreef dat er weer joodse romans en theaterstukken uitkwamen zonder enige verwijzing naar de Shoah. Het joodse leven was tientallen jaren getekend geweest door de trauma's van de Tweede Wereldoorlog. Deze trauma's zijn nooit helemaal weg, maar hun allesoverschaduwende werking wordt minder. Er komt weer ruimte voor humor, voor vreugde, voor lichtvoetigheid en zelfspot, wat echt bij de joodse cultuur hoort. Ik moest hieraan denken toen ik de eerste lezing hoorde. De profeet Ezechiël heeft eerst het doodsbeenderenvisioen geschilderd. Het joodse volk is als een vlakte vol met rondslingerende botten. Een krachtig beeld om te beschrijven hoe het volk er in de ballingschap aan toe was. Maar de Geest van God, de Ruach Elohim, komt over de beenderen; ze voegen zich weer aaneen, er komen weer spieren op, en vlees en huid. En uiteindelijk komt er leven in de menigte: het volk staat weer op. Vandaag hoorden we Ezechiël aankondigen dat de Heer het volk terug zal voeren naar zijn eigen grond. Dat het zal leven. Het zal u duidelijk zijn dat het doodsbeenderenvisioen een visioen is, een beeld, een innerlijke duiding van een situatie die radicaal veranderen aan het veranderen is. Er is toekomst, omdat de Geest van God de harten van ontwortelde diep vernederde mensen heeft aangeraakt. Hij vorm ze om. Zij staan weer op.

Laten we eens proberen ook het verhaal over de opwekking van Lazarus met die ogen te lezen. Dus niet als een beschrijving van een historische gebeurtenis, maar als een weerslag van een innerlijk proces; als een beschrijving van een nieuw inzicht dat doorbreekt en dat heel nieuwe perspectieven opent. Ik zei in de inleiding al dat de lezingen van deze vastentijd afkomstig zijn uit de doopcatechese van de jonge kerk. De verhalen willen de volwassen dopelingen innerlijk iets laten ontdekken wat eigenlijk niet met woorden te vatten is, laat staan met de ratio te begrijpen. Dat God liefde is, en dat de kracht van zijn liefde sterker is dan ziekte en tegenslag, ja zelfs sterker dan de dood. De boodschap van Jezus is dat er een grote intimiteit is tussen God en de mensen. De relatie met God ook relatie van onderdanen met een goddelijke wetgever, een relatie van afhankelijkheid van een ondoorgrondelijke Ander, de Ander met een hoofdletter. Want God gééft de tien geboden, en God ís vaak ondoorgrondelijk. Maar bovenal is in de ogen van Jezus de relatie met God een liefdesrelatie, een relatie waarin van harte bemind wordt, een relatie waarin God ook kan huilen om de dood van een mensenkind.

Laatst heb ik in een hospice weer een ziekenzegen gegeven. De oude vader was al in coma. Maar de koorts en de doodsstrijd stonden op zijn gezicht te lezen. Er was angst en pijn bij de kinderen, en een regelmatig oplaaiend intens verdriet van de kleinkinderen. Op het eerste gezicht zou je zeggen: God lijkt afwezig. Maar als pastor weet je dat God nooit afwezig is. Het is alleen dat wij Hem even niet zien. Of dat wij al langer verleerd hebben om zijn aanwezigheid waar te nemen en te vieren. Wat je als pastor dan doet is de áánwezigheid van God benoemen. Je kunt dat doen door een psalm te bidden. Als het maar enigszins kan zing ik, juist in zulke situaties, een psalm, psalm 23. Het is een psalm die oppervlakkig gezien het tegendeel uitdrukt van de spontane beleving. Want God lijkt zo ver weg. Maar de psalmist zegt: "Mijn Herder is de Heer, het al mij nooit aan iets ontbreken. Hij brengt mij in een oase van groen. Daar strek ik mij uit aan de rand van het water. Daar is het goed rusten. En al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig. U bent toch bij me? Onder Uw hoede durf ik het aan."

Het wonderlijke is dat het samen bidden of zingen van de psalm rust brengt. Er zijn allerlei heftige gevoelens. Maar daaronder verscholen ligt de kracht van de onderlinge verbondenheid, de kracht van de liefde, de kracht van Gods verborgen aanwezigheid. De psalm helpt de aanwezigen om even af te dalen, even de heftige emoties van het moment te relativeren, even contact te maken met die diepere laag. En zo wordt het ritueel van de ziekenzegen, met zijn schriftlezing, gebed, zegen en communie, sacramenteel: ze wordt een teken dat bewerkt wat het aangeeft: de ervaring van Gods liefdevolle nabijheid.

Terug naar Maria en Marta, Jezus en Lazarus. In die tijd was er onder de joden een theologisch debat: wanneer zal God de graven openen? Wanneer neemt God de ziel van de overledenen op in de hemel, of in het dodenrijk? "Op de derde dag" zeiden sommigen, en dat komt ons bekend voor uit het Paasverhaal. Anderen zeiden: "Op het einde van de tijden". Het verhaal over de opwekking van Lazarus is een bijdrage aan dit debat. Het is al de vierde dag als Jezus komt. Hij komt opzettelijk te laat. De stelling over de derde dag wordt dus afgewezen. Maar de opwekking bij het Laatste Oordeel eveneens. Johannes toont ons een Jezus die huilt om de dood van zijn vriend. Geen afstandelijkheid, geen theoretische benaderingen over tijd en eeuwigheid. Jezus huilt, maar Hij zegt ook dat de grootheid van God op dit moment zichtbaar kan worden. Hij gaat naar het graf, bidt tot Zijn Vader, en Hij roept: "Lazarus, kom naar buiten". En de dode komt tot leven.

Dit verhaal wil een antwoord zijn op een vraag die diep in ieder van ons schuilt en die ook in de aanstaande dopelingen van de eerste eeuwen al schuilde: houdt God, houden Vader, Zoon en Geest mij ook vast in het uur van de dood? Zal de Geest van God, de Ruach Elohim dan ook waaien over mijn dode beenderen? Zal ik een nieuw leven vinden bij God? Moge deze viering dat geloof in ons sterken.