×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 554 niet laden
Er is lijden in de wereld, veel lijden. Ik hoef de televisie maar aan te zetten, ik hoef de krant maar open te slaan. Het is een aaneenrijging van lijden: aanslagen in Irak, de aanslag op de Zweedse minister van buitenlandse zaken, zelfmoordaanslagen in Jeruzalem, armoede en honger in verschillende Afrikaanse landen. Maar niet alleen ver weg; lijden is ook dichtbij, in eigen land, in eigen stad, in eigen huis.

 

Er is een rijmpje uit mijn moeders tijd, dat heet ‘Elk zijn kruis':
"Ieder krijgt zijn deel op aard, ieder heeft wat hem bezwaart, ieder hart en ieder huis, heeft zijn eigen smart en eigen kruis.
Het ene kruis is openbaar, het andere wordt men niet gewaar, het een is klein en het ander groot, het een is van hout en het ander van lood.
Niet op ieders voorhoofd staat, hoe het hem van binnen gaat, dikwerf heeft zo menig hart, midden onder het lachen smart."

 

Lijden hoeft niet verheerlijkt te worden, is niet aantrekkelijk, is verschrikkelijk, we vragen er niet om; het moet de wereld uit. Vandaag, nationale ziekendag, denken wij aan alle vormen van lijden, fysiek en geestelijk, waarmee mensen bezocht worden. Mensen gaan daarom met hun lijden naar God, zij vragen om verlichting van hun lijden, om bevrijding van het kruis, dat op hun schouders drukt. Mensen steken daarom kaarsen op en vragen om hulp. Mensen weten God te vinden, als de nood groter wordt, denk maar aan de oorlog, denk maar aan 11 september. Mensen verliezen God ook weer gemakkelijk uit het oog als het hun voor de wind gaat. God daarboven is almachtig, heeft een antwoord op al onze vragen, heeft een oplossing voor de gebreken van de wereld.

"Ja", zegt Bonhoeffer in zijn gedicht over het kruis, dat hij schreef in de gevangenis kort voordat hij geëxecuteerd werd, "mensen gaan tot God in hun nood, met het kruis dat op hun schouders drukt. Ze smeken om hulp, vragen om voorspoed, brood, redding uit ziekte, verlossing uit schuld en dood; zo doet elke mens, christen en heiden."

 

"Maar", zegt hij in ‘t tweede couplet van dat gedicht, "mensen gaan tot God in Zijn nood, vinden Hem arm, veracht, geen onderdak, geen brood, zien Hem ten prooi aan zonde, zwakte en dood. Een christen staat naast God in al Zijn lijden."

Hoe gaan wij om met het lijden in de wereld? Schrijven wij al de ellende toe aan God daarboven? Horen wij niet vaak vragen, bijna verwijten: hoe kan God dit toch allemaal toelaten? Zouden wij niet veeleer onze ogen moeten neerslaan en aan onszelf de vraag stellen: hoe kunnen wij er zelf iets aan doen, wij mensen? Mensen gaan tot God in Zijn nood, staan naast hun God in al Zijn lijden.

 

Over deze gedachtesprong, over een andere manier van kijken naar het lijden, over Zijn kruis en niet het onze, wil ik vandaag met u doordenken. Ik kijk eens van de andere kant, van de kant van God, naar onze wereld. Dan zie ik daar God torsen onder Zijn kruis. God lijdt in mensen die sterven van armoede, die honger lijden, die onmenswaardig moeten leven, die de eindjes niet meer aan mekaar kunnen knopen, die hun kinderen niet kunnen geven wat zij nodig hebben. Dat is Gods kruis, dat is Zijn nood. Hij, de God van Leven, die de ellende van de mensen ziet en hun geroep hoort, wil daar wat aan doen. Maar hij kan er alleen wat aan doen, als wij het appel dat Hij op ons doet, horen. Misschien mogen wij op deze nationale ziekendag zeggen: als wij het appel dat vanuit zieke, bejaarde, gehandicapte, eenzame medemensen tot ons komt, horen. God is machteloos, dat is Zijn nood, tenzij wij wakker worden, tenzij wij de ellende om ons heen zien en in de startblokken komen om er iets aan te doen, tenzij wij - zoals Bonhoeffer zegt - tot God gaan in Zijn nood, bij Hem gaan staan, Hem bijstaan.

 

Zo zou ik naar het kruis willen zien. Het gaat niet in de eerste plaats om onze noden; het gaat om Gods nood en onze bereidheid om God bij te staan in Zijn nood. Het gaat niet zozeer om ons kruis; het gaat om het Zijne. Hier klinkt een pleidooi in door om te kiezen voor Leven, om te kiezen het lijden en de dood de wereld uit te helpen, en het kruis, dat met die keuze gepaard gaat, op de koop toe te nemen. Hier klinkt een pleidooi om het lijden, dat je over je heen krijgt, als je je inzet voor menswaardig leven, niet uit de weg te gaan; om het kruis, dat je deel wordt als je je inzet voor ‘deze wereld omgekeerd' op je te nemen.

 

De kerk, de gemeenschap van christenen, moet op de bres staan om de armen in onze samenleving bescherming te bieden en ruimte om te leven. De kerk moet er daadwerkelijk op toe zien dat aan die rechten van mensen niet wordt getornd. Dat er in een rijk land als Nederland zoveel mensen (luister naar de boodschap op prinsjesdag) naar de rand van de armoede verwezen worden, is een sociale zonde. De kerk zal - uit solidariteit met die mensen - overeind moeten komen om de politieke en economische maatregelen onder kritiek te stellen, zodat de zwaksten de ruimte om te leven kunnen behouden. Misschien betekent dit dat zij die het ruimer hebben zich moeten bekeren; dat zij hun droom van ‘rijkdom zonder grenzen' moeten bijstellen naar ‘genoeg is genoeg'.

 

De keuze om ons in te zetten voor een andere wereld, een wereld waar iedereen (zonder uitzondering) menswaardig kan leven, "deze wereld omgekeerd", vraagt offers. Zo ging Jezus zijn kruis tegemoet; zijn keuze voor het leven van mensen bracht Hem naar het kruis op Golgotha. Dat is het kruis waar ik vandaag aan denk op het feest van kruisverheffing. Het is een ander kruis, dan het kruis waar wij doorgaans het eerst aan denken. Het is het kruis dat op mijn pad komt en waar ik niet voor terugschrik, wanneer ik mij inzet voor de wereld die God voor ogen staat, Zijn koninkrijk.