'Het is dat ik het mijn kinderen niet wil aandoen.
Maar voor mij hoeft het leven niet meer'
zo zei een man me twee dagen na de begrafenis van zijn vrouw.
Ze waren vele jaren samen geweest.
Het was niet altijd pais en vree. Er was ook onenigheid.
Toch waren ze er samen telkens opnieuw uitgekomen.
Maar nu. Nu is er enkel een zwart gat. Een gemis. Leegte.
Mijn eerste impuls was iets van: ik moet deze man helpen, redden.
Hij is in nood, hij heeft intens verdriet. Het is op. Hij kan niet meer. Hij wil niet meer.
Een man in ontreddering. Geen perspectief meer zien.

In een andere vorm hetzelfde verhaal van Marta.
Haar broer Lazarus is overleden. Hij lag al vier dagen in zijn graf.
Vier dagen dat wil hier zeggen: er is geen sprake van schijndood.
De dood is hier onherroepelijk.
Je kunt het niet meer ontkennen, ook al wil je het.
Marta zoekt in haar reddeloosheid houvast.
Ze kan zich niet met de dood van haar broer verenigen.
Het is niet te aanvaarden voor haar.

Het leven dient zich aan zoals het zich voltrekt.
Ieder van ons kent vreugdevolle momenten.
Soms is het leven echter niet te verteren.
Angst, boosheid, verdriet. Al deze emoties dringen zich aan ons op.
We begrijpen het leven op die momenten niet.
We willen het niet. We zitten vast en zien geen uitkomst.

Wij leven in een tijdsgewricht, waarin we voor een groot deel het leven kunnen bepalen;
denken te kunnen bepalen.
Met wetenschap en techniek zijn we machtig;
met inzicht kunnen we deelaspecten van het leven beïnvloeden, richting geven en misschien wel vastleggen.
Met logisch redeneren kunnen we slim handelen en zaken die we niet gunstig achten, omzeilen.
Met onze ratio voelen we ons soms oppermachtig, heerser over al wat geschapen is.

Maar telkens opnieuw word ik bij een uitvaart oog in oog gesteld met het mysterie van het leven.
Wat is leven? Wat is het leven voor de overledene? Wat is het leven voor mij?
Technisch weten we veel, mogelijk alles van conceptie.
Wetenschappelijk is onze kennis groot;
misschien weten we alles over het leven: medisch, psychologisch, sociologisch.
Ook over de dood zijn we goed ingevoerd. We hebben groot inzicht in het sterfproces.
We beheersen het leven vanaf het allereerste begin tot de vierde dag na de dood.
Zijn wij de heersers over het leven?

Leven en dood zijn in ons geloof een mysterie.
Fysiek weten we veel, maar vanuit mijn geloof voel ik me op de eerste plaats geschapen.
Ik heb het leven ontvangen van onze Schepper.
Immers mijn leven is meer dan lichaam, samenleving, wetenschap.
Hoe meer?
Ik heb het leven ontvangen van Hem die mij geschapen heeft.
Noem het mysterie.
Noem het geloven, aanvaarden, want het leven is niet alleen logisch uit te leggen.
Leven is ook geloven, je met eerbied overgeven.
Aanvaarden, geloven dat de barmhartige Schepper ons niet laat vallen.
Ook op momenten dat we ons zwaar op de proef gesteld voelen.
Wanneer we leegte ervaren, het leven onbegrijpelijk is.

Misschien wilt u me tegenwerpen: Wat doe jij met je verdriet, je pijn, met gemis?
Spreek je dan ook zo tegen jezelf?
Nee, soms gieren gevoelens door mijn lijf.
Dan wil ik me terugtrekken, dan tier ik of word ik onredelijk.
En toch.
Voor mij is onze Schepper een barmhartige God.
Wanneer we hier over de genadige God mogen spreken,
kunnen spreken en durven spreken,
zijn we in staat elkaar te bemoedigen op momenten
dat onze naaste leegte in zijn leven voelt.
We steunen bedroefden,
wanneer we ons bewust zijn, wat geloof voor ons persoonlijk betekent.

Marta liep Jezus tegemoet en uitte haar frustratie:
'Heer als Gij hier was geweest, was mijn broer niet gestorven'.
Het klinkt verwijtend, beschuldigend.
Maar Marta geeft blijk van meer dan haar gevoelens.
Ze laat ons iets zien van haar geloof:
'ik weet, wat Gij ook aan God vraagt, het U gegeven zal worden'.
Jezus antwoordt: 'Uw broer zal verrijzen'.

Hoe ziet die verrijzenis eruit? Ik weet het niet.
Ook hier spreken we over het mysterie van leven en dood.
Dat betekent dat we dood en leven na de dood niet logisch en rationeel kunnen uitleggen. Geloof in de genadige God vraagt van ons vertrouwen dat onze namen in de palm van zijn hand geschreven staan.
God beschermt ons, zorgt voor ons.
Daarop mogen we vertrouwen, daarin mogen we geloven.
Niet rationeel, niet logisch.
Wel in vertrouwen dat - wanneer we het leven niet aan kunnen - we niet alleen zijn, ook al voelen we ons eenzaam en verlaten.
Vanuit geloof leven is vertrouwen in elkaar stellen
door open te staan voor hen die verdriet hebben, pijn voelen, zich eenzaam weten;
maar ook door je in pijn en verdriet open te stellen.
Geloof in God. Geloof in Hem
Die mij droeg op adelaarsvleugels, Die mij geworpen hebt in de ruimte
En als ik krijsend viel, mij ondervangen met uw wieken
en weer opgegooid hebt. Totdat ik vliegen kon.