Zuster Alice was zestig jaar lang missionaris in India.  Zij is nog met haar hart bij haar Indische zusters van Liefde van Jezus en Maria.  Ze vertrok in 1935 en kan nog nauwkeurig vertellen over de bootreis van elf dagen vanuit Venetië en haar aankomst in Bombay (Mumbai).  Zij geraakte toen in de buurt van de Towers of silence.  Deze torens zijn oude constructies waar de Parsis, uit Iran afkomstig, hun doden brengen.  De dode lichamen mogen volgens de overtuiging van deze groep noch de aarde noch het vuur bezoedelen.  Ze worden op de torens gelegd opdat de roofvogels de dode lichamen zouden oppikken.

Dodenverering verschilt volgens cultuur en religie.  Crematie heeft in onze streken ingang gevonden.  De tentoonstelling Körperwelten met geplastificeerde lichamen voor een artistiek project heeft discussies uitgelokt.  De dodencultus zegt iets over de eerbied voor de mens in zijn totaliteit.  Hoe gaan we om met de doden? 

Bij een uitvaart nemen we afscheid van een mens die onder ons heeft geleefd.  Een man en een vrouw met een eigen geschiedenis.  Wie was bemind, wordt betreurd.  Het heengaan is een verlies.  Het overrompelt mensen met vragen.  Overblijvende kunnen levenslang rouwen.  Zo zal een moeder veel langer treuren over een kind dan over haar echtgenoot.  Marie-Louise vraagt me al tien jaar lang telkens ze mij ziet of mijn mama nog leeft.  Ze voegt er onmiddellijk aan toe dat haar mama overleden is en ze het zo spijtig vindt.  Marie-Louise is zelf ver weg in de tachtig. 

Er is geen verwachting van leven, tenzij in de dood van het zaad.  Wij moeten de aarde vergeven dat zij ons sterven laat (ZJ 596).  We zouden haar ook kunnen danken omdat zij het sterven mogelijk maakt.  Vergankelijkheid hoort bij het leven.  Waar komen we als generaties elkaar niet zouden opvolgen?  Toch is in ons hart het verlangen om te blijven leven.  Het verwacht dat religies daarover iets te zeggen hebben. 

Een vrouw was enigszins overstuur en voelde zich verloren na een overlijden in haar familie.  Zij wou in een telefoongesprek van een priester vernemen waar haar moeder nu is.  Ik had het werk van H. Küng Ewiges Leben? niet bij de hand, noch een uitgave van Acco over Leven over de dood heen.  Ik kon evenmin de bladzijden voorlezen uit de Nieuwe Katechismus over het hiernamaals, noch de desbetreffende antwoorden uit de Katechismus van de Katholieke Kerk aanhalen.  De telefoon rinkelde immers in de Brusselse Open deur en niet bij mij thuis.

Bij mijn antwoord dacht ik aan de bezinningstekst, waarin een stervende aan de overblijvende zegt dat zij niet moeten treuren, dat hij of zij niet weg zijn, dat we hen mogen blijven aanspreken zoals we altijd hebben gedaan.  "De dood is niets.  Ik ben slechts aan de overkant."  Wij geloven dat de overledenen in Gods hand zijn, dat zij van bij Hem uit meeleven met onze wereld.  God blijft met ons begaan.  Onze overledenen zijn betrokken in zijn zorg en kijk op onze wereld. 

Hoop is nog geen zekerheid.  Als christenen leven we toch niet in onwetendheid (1 Tes. 4,13).  Paulus gebruikt beelden van het zaaien om tastend te antwoorden hoe het nieuw leven er uit ziet (1 Kor. 15,35-58).  Zijn antwoord steunt op het geloof in God die trouw is tot over het graf.  Hij trekt zijn scheppingshand niet weg van de mens.  Jezus sprak over de graankorrel die sterft en die door te sterven leven geeft (Joh. 12,24).  Het is vooral omwille van de Verrezen Heer dat wij geloven dat wij bij hem mogen zijn.  "In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen" (Joh. 14,1-4).  "Leven in de hemel is ‘bij Christus zijn'.  De uitverkoren leven in Hem, maar zij behouden er, of beter gezegd, zij vinden er hun ware identiteit, hun eigen naam." (K.K.K. 1025).  In de christelijke rouw is de dageraad van Pasen aanwezig.  Jezus zei in de Paastuin tot Maria: "Houd me niet vast, ik ga heen bij mijn en uw Vader." (Joh. 20,17)

Omdat Allerzielen dit jaar op een zondag valt, wijkt ervoor de liturgie van de 31° zondag, maar niet de Paasvreugde die wij elke zondag vieren.  Bij de begrafenis van zijn vader stapte de zoon voor de lijkkist de kerk binnen.  Hij droeg de Paaskaars.  Dit gebaar hielp de voorganger om de rouw op te tillen tot de tonen van het alleluia.

Zuster Alice geeft me het tijdschrift In Christo door, dat zij vanuit India blijft ontvangen.  Daaruit dit verhaal over de sterren aan het firmament.  Een klein meisje keek naar de sterren en stelde daarover vragen aan haar grootvader.  Deze zei dat mensen een ster worden, als zij sterven.  De voorwaarde is dat diegene, die van hen houdt, in staat is hen te laten gaan.  Het meisje was tevreden met het antwoord.  Daarop stelde het kind aan haar grootvader een volgende vraag: "Zal je een ster worden?"  "Ja, zei grootvader, maar pas als je de moed hebt mij te laten gaan."  Als grootvader stierf, weende het meisje niet, al hield ze heel veel van hem.  Zij nam haar vader bij de hand, ging naar de tuin, keek naar het firmament en wees een nieuwe ster aan. 

Ik hoop dat de mij onbekende dame dank zij het flikkerlicht van de paaskaars een ster aan de hemel ziet en kan geloven dat haar mama van bij de Heer met haar verbonden blijft.  De overledenen wensen dat wij in hun spoor van vertrouwen en liefde verder gaan.