Jesaja (25, 6-9), Psalm 23, Openb.(21, 1-7) en  Lucas-evangelie (23, 44-24, 6).

 "Soms dan knippert die lamp, onverklaarbaar, de bol zit niet los, het snoer is goed gemonteerd. En toch ... En dan denk ik: dat is Suzanne". Dat vertelde Trees, de moeder van Suzanne, die zes jaar geleden plotseling, na een hersenbloeding, stierf, tweeënvijftig jaar oud. Ze was een alleenstaande moeder en liet twee dochters na, Lisa en Minou, die op dat moment vierentwintig en zestien jaar oud waren. Hun vader is buiten beeld. Trees, hun oma, en haar man Wim, hun opa, zijn wél, érg op die kleindochters betrokken. En ze maken zich soms veel zorgen om hen, vooral om de jongste, Minou. Inmiddels is die drieëntwintig. Ze heeft een paar mislukte studies achter zich én een schuld van dertigduizend euro. Ze shopt graag. Het is een beetje een verslaving. Een tijdje terug had ze ruzie gemaakt met haar oma en was ze boos weggegaan. "Ik wil jullie niet meer zien." Juist toen was het weer gebeurd: de lamp was verschillende keren áán en uit gegaan. En voor Trees, de oma, betekende dat: Suzanne, haar dode dochter meldt zich ... Trees belde Minou op haar mobieltje. Ze nam direct op. En ze stond trouwens ook al beneden voor de deur.

 Die lamp. Wat daarvan te denken? Bijgeloof? Een vrouw die geen verstand van electra heeft? Ach, lieve mensen, het is zo begrijpelijk. Ook na zeven jaar is het verdriet, bij haar ouders, bij haar dochters, vanwege de plotseling gestorven Suzanne nog oeverloos groot. Je kunt er in zwemmen. Iedere avond, nadat haar man naar bed is gegaan neemt Trees met Suzanne de dag door, dan "spreekt" ze met haar. Ja, dat is een vorm van spreken, ook al klinkt er misschien geen wóórd ... De dood hakt er in. Een groot gat kan een dode achterlaten in het leven van nabestaanden. Minou, Suzanne's jongste dochter, heeft geen vriend, geen partner. Relaties houden in haar leven maar korte tijd stand. Zij kan zich niet binden aan iemand. Zich emotioneel werkelijk voor iemand openstellen en zich aan iemand hechten, daar heeft ze moeite mee, vanwege de angst om de persoon in kwestie ook weer te zullen verliezen - zoals zij haar moeder heeft verloren. Op die gestorven moeder is ze dan ook jarenlang kwaad geweest: ze heeft haar in de steek gelaten!

 Arme Minou: stuurloos, wanhopig, eenzaam meisje. Waar, hoe, bij wie vind je houvast en werkelijke en blijvende rust en vrede?

 Haar oma zegt: de lamp. Die is voor haar een teken. Zij gelooft: haar dochter is nog ergens en zoekt contact. Is dat idioot mensen? Is dat magisch denken? Is dat wensdenken? Is dat: jezelf iets wijs maken?

 We begrijpen het natuurlijk maar al te goed. De dood is voor ons soms zó ónacceptabel. Het is niet wáár. Het mág niet waar zijn. En het heimwee naar de doden kan soms zó groot zijn: Kon ik nog maar even bij je zijn. Was je nog maar even hier.

 Waarom gaan mensen dood? Waarom leven we? Wat is de betekenis van alles? Die vragen kwellen ons en hebben uiteraard óók de mensen die leefden in de tijden waarin de bijbel gebeurde en ontstond reeds intens beziggehouden. De bijbel, bijvoorbeeld de profeet Jesaja in het gedeelte dat wij in de eerste lezing vanavond hoorden, spreekt in dit verband over "een bedekking die over alle volken ligt," een "sluier die alle naties bedekt". Alle volken, alle naties, alle mensen in alle tijden staan voor dat grote raadsel van de dood. Maar God, zegt Jesaja; God op Zijn heilige berg, díe zal (ooit, wanneer?) die bedekking, die sluier verscheuren. Hij zal voor ons het raadsel van de dood oplossen. Hij zal er de betekenis van onthullen. En God doet dat, dierbare gasten en parochianen, God lóst het raadsel van de dood op, Hij onthúlt er de betekenis van, naar christelijk bewustzijn, in Jezus' kruisdood. In de evangelietekst van deze avond, uit Lucas, hoorden wij: "Er was een zonsverduistering. Het voorhangsel in de tempel scheurde middendoor" - óp het moment dat Jezus sterft. Dán wordt het onthuld. Het gordijn wordt weggetrokken, het gaat aan flarden.

 Want voor Jezus was God, die Hij Zijn Vader noemde; voor Jezus was God het hart van Zijn bestaan. Bíj en mét God die Vader zijn, in alle levensomstandigheden, was voor hem belangrijker dan een lang en gemakkelijk, liefst zo pijnvrij mogelijk leven. Aan God, die Vader, vertrouwde Hij zichzelf geheel en al toe. Volkomen overgave aan God, die Vader, van Jezus op het kruis: "Vader, in uw handen beveel ik mijn geest." Jezus staat het Zijn Geest niet toe om stuurloos, wanhopig en eenzaam te zijn. Nee, Hij stuurt Zijn Geest steeds in de richting van God. Hij richt Zijn Geest op God. Hij beveelt nota bene Zijn Geest om in Gods handen te zijn. Aan ons allen de uitnodiging om Hem, om Jezus daarin te volgen en om dus ook ónze geest te sturen náár, te richten óp, ja te bevelen ín diezelfde goede handen. Daar ben je veilig. Aan ons allen, aan Trees en Wim, aan Minou en Lisa, aan u en mij, de uitnodiging om in ons leven óók te komen tot een zo groot mogelijke overgave aan God, zoals Jézus dat heeft gedaan. Wij kunnen dat rustig doen, maakt Lucas ons in zijn evangelie duidelijk, want God heeft Jezus op zijn levensweg die dus eindigde op het kruis; God heeft Jezus op zijn levensweg bevestigd: "Waarom zoekt u de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is tot leven gewekt" krijgen de vrouwen die Jezus' graf gaan bezoeken te horen.

 Suzanne, de dochter van Trees en Wim, de moeder van Lisa en Minou, is dood, plotseling is zij, door een hersenbloeding, uit het leven weggenomen. Zoekt zij contact met ons? Rommelt ze met de lamp? Van mij mag Trees haar moeder dat best geloven maar ík vind het toch een wat bizar idee. Géén bizar idee is, zo dunkt mij, om voor Suzanne en ál onze doden te bídden: om ons te verbinden met de geesten, met "de zielen" van de gestorvenen en om ons aller zielen in zo groot mogelijke overgave te bevelen in de handen van de Vader. Amen.