Allerheiligen 2008

            In Tilburg, Nederland, staat het standbeeld van Petrus Donders, Peerke genaamd. Hij werd in 1982, door paus Johannes Paulus II, zalig verklaard om zijn moedig religieus missionaris leven in Suriname, een vroegere Nederlandse kolonie en sinds 1975 een onafhankelijk  verwantschapsland van Nederland. Het Nederlands is er de officiële taal.

            Peerke werd geboren in 1809 bij een arme familie van wolwevers. Vader Arnold werkte thuis op een weefgetouw 12 uur per dag voor een schamel inkomen. Hij was een gelovig man met een groot godsvertrouwen. Zijn zoon Peerke schijnt een vroom kereltje te zijn geweest. Al heel jong wilde hij priester worden. Hij gaf vanuit een wastobbe preekjes voor de kinderen uit de buurt. Later gaf hij hun godsdienstlessen. Na de lagere school moest Peerke op twaalfjarige leeftijd ganse dagen werken bij zijn vader, maar elke dag ging hij 's morgens vroeg naar de kerk om de mis bij te wonen.

            Op 22 jarige leeftijd werd hij afgekeurd voor de militaire dienst. Hij beschouwde het als een groot geluk en met de hulp van zijn pastoor slaagde hij erin om als werkstudent zijn middelbare studies aan te vatten in het klein seminarie. Met zijn gebrekkige lagere schoolopleiding en bij  jonge medestudenten die de eerste jaren de spot met hem dreven, begon hij aan een haast hopeloze taak. Met veel moeite en wilskracht haalde hij het. Na zes jaar kon hij overgaan naar het groot seminarie van het bisdom 's-Hertogenbosch. In zijn derde jaar seminarie kwam Mgr. Grooff uit Suriname een conferentie houden. Hij sprak over de hopeloze situatie in Suriname omwille van het gebrek aan priesters, het leed van de slaven en de ellende onder de melaatsen. Hij deed een oproep om als missionaris naar Suriname te komen. De enige die zich kandidaat stelde was Peerke.

            Met het oog op zijn vertrek naar de missie werd zijn priesterwijding vervroegd en het jaar daarop vertrok hij vanuit de haven van Den Helder. Na 46 dagen varen kwam hij in Paramaribo aan. Suriname was, behalve een smalle kuststrook van 386 km, één groot oerwoud grenzend aan het amazone gebied van Brazilië. De enige vervoerswegen naar het tropisch binnenland waren een vijftal rivieren. Aan de oevers hadden zich 240 plantages gevestigd die werkten met bij de 25.000 slaven. Die werden door de blanken veelal als vee behandeld. Bisschop Grooff vertrouwde Peerke toe dat de meeste missionarissen vóór hem in korte tijd bezweken waren en dat hijzelf ook totaal was uitgeput. Hij benoemde Peerke in Paramaribo op een parochie van 16.000 mensen om eerst de taal (het Sranan) te leren, om te wennen aan het klimaat en om zich in te werken in de pastoraal onder zijn leiding. Tevens werd hij benoemd tot pastoor van de melaatsenkolonie Batavia, gevestigd in een verlaten plantage in het oerwoud langs de Coppename rivier en op twee dagreizen varen van zijn parochie.

            Zijn dagen waren, na de diensten in de kerk, gevuld met godsdienstlessen voor de kinderen, ziekenbezoek en huisbezoeken. Terwijl iedereen in de tropen 's middags gaat rusten, werkte Peerke in zijn zwarte toog onvermoeibaar door. De armoedigste slavenhutten werden door hem bezocht, alles wat hij bezat ging naar de armen en zelf leefde hij in zijn bouwvallige pastorie in de grootste armoede. Regelmatig ging hij per boot naar de melaatsen in Batavia.

            Na 10 jaar stierf de Bisschop en de kapelaans Peerke en Schepers bleven alleen over. Schepers werd bisschop en het werk voor Peerke verdubbelde, maar hij was niet klein te krijgen. Er waren reeds 4000 gelovigen op de parochie.

           Na 14 jaar in Paramaribo werd Peerke overgeplaatst naar Batavia, het melaatsen dorp. Mgr. Schepers had toen 4 missionarissen maar alleen Peerke durfde het aan om daar te gaan wonen. Hij heeft er 27 jaar gewerkt. Dagelijks las hij er de mis en trok hij rond om de zieken te bezoeken, te verzorgen en te bemoedigen, om stervenden op hun dood voor te bereiden en doden te begraven. Bij nacht sliep hij op een planken vloer en bracht nog vele uren door met bidden, veelal ook op het kerkhof, de armen uitgestrekt voor het grote kruis dat daar was opgericht. Van Batavia uit begon hij  de slaven in de plantages te bezoeken en ook de Indianen diep in het oerwoud.

            Toen Peerke 56 jaar was, werd de Surinaamse missie toevertrouwd aan de Redemptoristen. Zo kwamen er elk jaar een paar paters en Peerke kreeg een helper bij zijn melaatsen. Zo kon hij zijn apostolaat verder uit bouwen bij de negerslaven en bij de Indianen. Hij liet zich inlijven bij de Redemptoristen. Een van de redenen om in te treden was voor hem dit artikel uit de regel: "De leden zullen vooral werken onder de meest verlatene. God wil erkend en bemind worden in hen". Regelmatig trok Peerke het oerwoud in en sliep eenzaam in een hangmat in de wildernis, waar hij niet alleen de Indianen bezocht maar ook de bosnegers die uit de plantages waren weggevlucht.

            73 jaar oud werd hij vervangen door een jonge missionaris en teruggeroepen naar Paramaribo. Hij genoot er voor het eerst van het gemeenschapsleven in een huis van de Redemptoristen. Het deed hem echt goed. Het duurde echter niet lang. Na drie jaar werd pater Bakker in Batavia zelf melaats en wie kon hem beter helpen en vervangen dan Peerke Donders. Ondanks zijn hoge leeftijd was hij bereid ook dit offer te brengen. Opnieuw was hij de hele dag in de weer en bezocht de omliggende plantages en de indianendorpen. Hij schreef in een brief naar Nederland hoe gesticht hij was door de vroomheid van de Indianen gedurende zijn Eucharistieviering. Ook was het voor hem een grote vreugde toen in 1883 in Suriname de slavernij werd afgeschaft.

            In de nacht van 31 december 1886, na zijn oudejaarspreek, kreeg hij vreselijke pijnen ten gevolge van een acute nierontsteking. Zijn helper, pater Bakker, zelf melaats, deed wat hij kon voor de zieke en dat gedurende 12 dagen van ondragelijke pijnen. Toen vroeg hij Peerke: 'Hoe gaat het nu met u?' 'Ik heb niet te klagen, was het antwoord, heb nog wat geduld met mij. Overmorgen, vrijdag, om drie uur zal ik sterven'. En werkelijk zo gebeurde het... Precies één uur later arriveerde de boot om de zieke mee te nemen naar Paramaribo...

            Peerke werd ter plaatse te Batavia begraven maar later bijgezet in een praalgraf in de Kathedraal van Paramaribo. Het werd daar een bedevaartsoord.

André Loyson                   

__________________________________________________________________________________________________ 

__________________________________________