×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Er was geen plaats voor hem in de nacht waarin hij in deze wereld geboren werd. Maria moet die nacht overvallen zijn door haar weeën. Jozef was zonder enige hulp. Hij moest aan allerhande din¬gen tegelijkertijd denken. Er was heet water nodig, dus moest er een vuur zijn, en water. Ze hadden iets nodig om als handdoek te gebruiken. En dan: waar moesten ze hem neerleggen? Er waren - godzijdank - geen verdere complicaties. Het kindje begon op tijd te huilen, hij werd van zijn moeder losgemaakt, gewassen, en in wat doeken gewikkeld.

Toen dat alles klaar was, merkten ze pas hoe stil alles buiten gebleven was. Doodstil. Het was alsof niemand ook maar enige be¬langstelling had voor wat er hier gebeurd was. Iedereen was bezig met allerhande andere dingen in zijn wereld. Want daar werd hij in geboren: zijn wereld. Er waren geen vlaggen, geen parades, geen saluutschoten, geen demonstraties, geen processies, geen vuurwerk, niets. Er was geen kraamverpleegster, groot¬moeder, zuster of tante. Er was zelfs geen wieg. Het bleef zo stil dat - dit allemaal vol¬gens het verhaal dat we hier voor ons hebben - God zelf de stilte verbrak. God stuurde een engel, en later een hele stoet engelen naar de lieden die het meest dichtbij waren. Herders die vlakbij in het veld sliepen. We hebben prachtige liederen over die herders. Onze kerstgroe¬pen staan er vol mee. Wijze mannen met viool, fluit en doedelzak; vrouwen met manden vol eieren, boter en melk.

In zijn tijd werden de herders niet zó bekeken. Ze werden beschouwd als een onderklasse, onbetrouwbaar, asociaal, gevaarlijk en steeds op drift. De rabbijnse traditie van die tijd klasseerde hen in dezelfde categorie als publieke vrouwen en tollenaars. De engelen gingen naar hen die in deze wereld nauwelijks een plaats hadden, zoals het nieuwgeboren kind er nauwelijks een plaats in had. God maakte contact met mensen, aan wie de officiële maatschappij van die tijd geen aandacht besteedde, zoals die wereld geen aandacht zou besteden aan Jezus, behalve dan dat ze hem steeds weer uit de weg wilde ruimen.

Het was Gods intentie hun een paradijs te geven, maar ze hadden dat paradijs in een hel veranderd. Kam vermoordde Abel; ze bouwden een toren om tot in de hemel toe met God te concurreren; Jozef werd door zijn broeders verkocht, en de derde wereld door de eerste.

Jahweh was een vreemdeling geworden in Gods eigen wereld, zoals zolang tevoren de profeet Jeremia al gewaarschuwd had: ‘O hoop van Israël, redder in moeilijkheden, waarom ben je als een vreemdeling in ons land, als een reiziger die maar voor een nacht in een herberg blijft?’ (Jer. 14,8-9). Jahweh was een vreemdeling geworden in zijn eigen schepping, in zijn eigen wereld. Hij kwam in deze wereld als een thuisloos iemand, die zich daarom alleen maar bij dat soort lieden thuis voelde. Vandaar die herders, maar ook later in zijn leven die voorliefde voor de uitgestotenen, verwaarloosden, thuislozen, en vreemdelingen. Hij werd geboren in een leeg veld. Er was geen enkel gebouw, en geen enkele structuur, organisatie of centrum in deze wereld waar hij zich thuis kon voelen. Lucas’ verhaal over het kerstgebeuren had dit niet duidelijker kunnen maken. Er was een nieuw begin nodig, en dat nieuwe begin werd hier ge¬maakt. Een begin dat zo nieuw was, dat de reflectie erop later zou leiden tot inzichten als de ‘onbevlekte ontvangenis’ en de ‘maagdelijkheid’ van Maria.

Jezus kwam als een vreemdeling in deze wereld. Zijn er niet velen onder ons die zich op dit ogenblik in deze wereld als vreemde¬lingen beschouwen? Vrouwen en mannen, kinderen, volwassenen en ouderen die zich niet thuis voelen in de wereld zoals die op het ogenblik is. Mensen die vreemdelingen werden in de wereld waarin ze leven, en die zich vaak terugtrokken om ‘minimaal’ verder te le¬ven. Mensen die zich, zoals de herders, beter thuis voelen met hem in dat open veld, waar de mensheid met hem opnieuw begon. Lieden die zoals de herders in dat lege veld hopen ‘omstraald te worden met de glorie des Heren’…