×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
We zijn erin geslaagd, om het stalletje van Betlehem heel gezellig te maken. De romantische afbeeldingen op kerstkaarten zijn uitnodigend. Ik herinner me nog uit mijn eigen kindertijd, dat ik eindeloos met onze stal kon bezig zijn; verhalen fantaserend rond Maria, Jozef, de herders en het kind, de koningen. Het was in die stal met een klein lantaarntje, wat lichtjes, een vijver van glas en wat bloemen hier en daar in het mos onder de boom, volgeladen met engelenhaar en ballen, best uit te houden.
En zoals het ging met de kleine stal, zo ook met de grote stal in onze kerken. Denk maar aan de kerststal van de St.-Jan in Den Bosch. Ieder jaar opnieuw is er de hele schepping aanwezig om het kind te begroeten. ‘n Drukte van belang. Het kind heeft over belangstelling niet te klagen. En als kijker kun je eindeloos fantaseren.

Ik nodig u uit om met de herders uit het duister van het open veld te treden in het licht. Het is geen hard licht; geen neon, maar veel meer een rustig en warm licht, waardoor wij worden opgenomen in die kleine gebeurtenis, geboorte. Het is ‘n licht, waarin de naakte waarheid, de harde armoede niet zo duidelijk naar voren treedt, ‘n licht waarin de dingen en de mensen een beetje omsluierd worden; ze er genadevoller uitzien.
Zo kan de verkondiging van de kerststal zijn. Wanneer we er een fel licht opzetten dan is het armzalig en koud; de heilige familie heeft er, zoals wij kunnen begrijpen, veel ontberingen geleden. De waarheid van de armoe komt aan het licht: van het niet bezitten; van het in de steek gelaten zijn. Dat is de ene kant. We voelen ons niet thuis bij dat felle licht van de naakte waarheid. Als bezoekers van de stal willen we die harde waarheid wat verzachten en omkleden met welwillendheid, met genade als u wilt.

Wij houden van dat kindje en willen het daarom met liefde opnemen, en het kind wil genadevol kijken naar ons. En we worden er beiden minder arm door.
De lezing van het evangelie eindigt met de zin: De genade en de waarheid komen van Jezus Christus. Twee kwaliteiten waarin deze mens aan ons verschijnt en twee kwaliteiten bovendien waardoor ook wij geordend worden, waardoor wij contouren krijgen, waardoor wij een naam bezitten. ‘Waarheid en genade.' Zo is het geweest vanaf den beginne. Als God zijn eerst woord spreekt over de schepping: "Het worde licht", dan zegt Hij eigenlijk: "Waarheid wil Ik en genade. Ik wil dat alle dingen, alle mensen voor de dag komen, dat ze een naam krijgen, hoe gebrekkig en armzalig ze ook zijn, want alleen zo wordt eindelijk duidelijk hoe chaos geordend wordt. Dat is één ding.
Maar Ik wil ook zo verschrikkelijk graag genade. Ik wil dat de schepping staat in een genadevol en helder licht, Ik wil dat alle dingen gaan spreken naar elkaar toe, dat niets in zichzelf besloten blijft. Zo is het bedoeld geweest vanaf den beginne.

Nu maakt Jezus Christus een nieuw begin. Dat is nodig en heilzaam want wij mensen, hoewel we tot de orde van de genade en waarheid zijn geroepen, zoeken toch de wanorde, de hardheid tegenover de genade, onwaarheid tegenover waarheid, de duisternis tegenover het licht. En daarom staat er: zoals in den beginne Gods scheppingswoord genade en waarheid bracht, zo brengt dit nieuwe woord genade en waarheid voor ons. Het is vreugdevol om dat mee te kunnen maken. Dat je aan het licht mag komen, dat jouw waarheid gekend mag worden. Maar niet als een harde waarheid, niet als een waarheid van gebrek alleen, maar als een waarheid, waar genade voor recht geldt. Het is vreugdevol, dat we dit in het zachte licht van Kerstmis mogen ontdekken. Met heel de schepping zijn ook wij daarin opgenomen. En dat is veilig. Wij zijn niet alleen voor Gods rechtvaardigheid bestemd, maar ook voor Gods genade. Mogen wij genadevol herkend worden en juist omwille van Kerstmis hoeven we daarvoor geen angst te hebben.