×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden
ZIEN ALS DE DUIVEN
De kerststal opzetten was altijd zijn liefste hobby geweest. Om het betoverende, kamerbrede tafereel met grotten en watervallen, stond hij in de hele straat bekend. Het gaf hem intense voldoening om de grote, soms dreigende wereld in miniatuur na te bootsen. Hij voelde zich daar veilig en geborgen bij. Het maakte de werkelijkheid overzichtelijk. Even was hij er heer en meester over.
Jaren geleden, toen zijn dochter nog klein was, had hij een grote modelspoorbaan onderhouden. Het is fascinerend om treintjes te laten rondrijden in berglandschappen, langs zandwegen met karren, fonteintjes en kerkjes. Tegenwoordig beperkte hij zich tot een woestijn zonder treinen maar met kamelen. In een grot dragen Maria en Jozef hun kind bij een flakkerend kampvuurtje. De wereld is mooi zoals een duif hem uit de hoogte ziet.

BED IN DE KAMER
Dit jaar dreigde het feest niet door te gaan. Na een jaar van medische onderzoeken en kuren ging de gezondheid van zijn vrouw snel achteruit. Het lopen werd moeilijk. De gang naar de slaapkamer redden ze nog wel. Zíj liep voorop en híj beschermend erachter; maar steeds vaker moest ze ‘s middags rusten en de tocht naar boven werd gevaarlijk. ‘Hebt u al eens over een bed in de kamer nagedacht?’ had de dokter geopperd. Ze waren stil geworden. Natuurlijk hadden ze eraan gedacht. Maar aan sommige dingen denk je maar heel even, aan de ziekenzalving bijvoorbeeld, een bed in de kamer, een po-stoel of de eeuwigheid. Ze hadden wat geruststellend geknikt. ‘Het gaat nog wel, dokter! Beweging is goed voor een mens.’
Zelfs in de moeilijkste omstandigheden blijft een mens aan banale dingen denken. Dat forceert de voortgang van het leven. Dus, hoe moet dat met de kerststal? Zou dat wel  lukken met een bed in de kamer? Eigenlijk had hij er geen zin in, maar het zou haar laatste kerst worden! En juist nu had hij behoefte aan veiligheid, aan een goddelijk perspectief; even proeven aan de geborgenheid van zijn kinderjaren.
In de dagen die volgden werd er niet over het bed en de kribbe gesproken, maar een week voor kerstmis was de pijn toegenomen. De problemen losten zichzelf op. De dokter had allerlei instanties ingeschakeld en ineens prijkte het bed in de kamer. Hoog en massief. Een fauteuil was ervoor in de schuur gestald en alle stoelen waren wat dichter naar de tv geschoven. Iedereen die op bezoek kwam sprak lovende woorden. ‘Dit is toch veel makkelijker!’, ‘Had je eerder moeten doen!’ en ‘Wat is de kamer toch ruim, alles bij elkaar.’ Niemand zei: ‘Waar komt de kerststal?’ Zelfs Jasper niet, hun kleinzoon van zes, die verleden jaar nog uren met de herder en zijn kudde een rondje door de kamer had gemaakt.

STAL IN DE TUIN
‘Wat doe je met de kerst?’, had wel zijn vrouw gevraagd. Hij had zijn schouders opgehaald. ‘Daar staat mijn hoofd niet naar.’ En dat was ook zo. De wereld was niet mooi maar donker. Niet God beheerste zijn bestaan, maar de dood.
En toen, ergens in dat donker, was een idee geboren. De man begon in de tuin, op het terras, een stal te bouwen. Dit was het moment waarop ik hem leerde kennen.
Hij had me gevraagd of ik hem beelden kon lenen ‘voor buiten’. Op zolder stond nog een oude Maria met een kind. Meer niet, maar het was genoeg. Met wat groen, kerstrozen en enkele spots, zou het een indrukwekkend tafereel kunnen worden. Het moest een verrassing zijn voor zijn vrouw, en ook voor zijn dochter en Jasper. Hij werkte eraan in het diepste geheim en buiten het zicht van de kamer. Op de 24ste december kon hij het invallen van de duisternis niet afwachten. Tijdens haar middagslaap sleepte hij het geboortetafereel tot voor de tuindeuren. Hij was er twee uur mee in de weer. De elektriciteit moest veilig zijn. Toen hij verkleumd in de kamer kwam om het gordijn te openen, was zijn vrouw overleden.

MIDDEN IN DE WINTERNACHT
Voor mij is deze gebeurtenis altijd een indringend beeld geweest van het gevecht van de mens tegen zijn noodlot. Ziekte, ruzie, ontslag, scheiding, brand, aardverzakking, verkeersongeval..., het treft een mens met schijnbare willekeur. Waarom heb jij zo weinig vrienden en een ander zoveel? Waarom kunnen anderen zich twee keer per jaar verre reizen permitteren en stuur jij je kinderen uit logeren naar Visé? De wereld lijkt een verloren wedstrijd tegen een zinloze duisternis. Maar de mens wil er een zin aan geven. Kost wat kost. Hij bouwt en zingt en bakt, hij vertelt en danst en verft, hij reist en praat en steekt een kaars op en hij bouwt naast het sterfbed een geboortegrot, want er ligt een onuitroeibaar verlangen in zijn ziel, dat dit mensenbestaan uit liefde geboren is en tot liefde bestemd. Het icoon van dat geloof is de geboorte van een kind in de langste winternacht. De gestalte van die hoop is voor ons de geboorte van Jezus.
Boven de advertentie schreef hij alleen maar: ‘Midden in de winternacht, ging de hemel open.’
Moge Kerstmis voor ons allen een bemoedigend teken zijn van de overwinning van het licht en de liefde!

LICHTJE ZIJN
Lieve kinderen! Zijn er kinderen? Steek je hand eens omhoog? Toen Jezus werd geboren zeiden de herders: ‘We hebben God gezien!’ Wij zien ook iets van God, niet alleen in Jezus, maar altijd als een kindje wordt geboren en mensen van elkaar houden. Ook jullie zijn een lichtje van de Eeuwige. Daarom vraag ik alle kinderen: Kom naar de kerststal en steek daar een kaarsje aan, omdat het licht van God ook in jou is! Intussen belijden wij ons geloof! Kom maar, ik betaal!