×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Op 12 september van dit nu aflopende jaar, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk; op 12 september en de dagen nadien mocht ik op uiteenlopende wijzen de dag gedenken en vieren waarop ik twaalf-en-een-half jaar geleden hier in Amsterdam in de Sint-Nicolaaskerk (tegenover het Centraal Station) door de toenmalige bisschop van Haarlem, Hennie Bomers, tot priester werd gewijd. Ik heb bij gelegenheid van dit jubileum een groot geschenk ontvangen. Er is ingezameld ten bate van het kindertehuis van de Banyan Trust te Calcutta: een huis voor lichamelijk en geestelijk diep-gehandicapte kinderen; voor kinderen die hun hele leven afhankelijk zullen zijn van de hulp van anderen. Daarvoor is het geweldige bedrag van € 9.552,-- bijeengebracht - en van dat geld mag ik dan ook een bezoek brengen aan het kindertehuis in kwestie. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om allen hier die hebben bijgedragen aan dit geschenk van harte te bedanken ...

Maar, veelgeliefden, er was nog meer ... Ik kreeg bezoek van twee Vlaamse collega's van mij. Ze logeerden op de pastorie en maakten de verschillende gebeurtenissen en feestelijkheden mee. Op vrijdagavond (we hadden die dag een symposium over het priesterschap beleefd) - 's avonds, een zwoele zomeravond was het nog, dineerden we met een heel gezelschap in de open lucht onder de platanen van het Van der Helstplein. Eén van de beide Vlaamse collega's heet Piet Selrij. Hij is rond de zestig en een beetje een sprookjesachtige figuur: mager, een wat eigenaardig gevormd rond hoofd, vlassig haar, een haakneus, vriendelijke ogen. En dan dat prachtige vlaams - wat een lieve taal is en uit de mond van Piet ook zo klinkt ... Want hij is echt wat je noemt: een lieve man ... En daar aan die tafel in de buitenlucht op het Van der Helstplein vertelde Piet dat hij een aantal jaren geleden priester was geweest in een Vlaamse provinciestad, in een volkswijk. Toen hij er kwam leerde hij vele mensen kennen. En zo maakte hij ook kennis met de imam van de moskee die er ook in die volkswijk in die Vlaamse provinciestad was. Piet maakte kennis met de imam en die twee werden vertrouwd met elkaar en raakten ook op elkaar gesteld. Op een dag was de imam ziek. Piet kwam bij hem op bezoek. Het was een vrijdag - voor de moslims zoals bekend de belangrijkste dag van de week. Het "vrijdaggebed" is voor hen per week de belangrijkste religieuze samenkomst. Maar op deze vrijdag was de imam ziek. Hij kon niet naar de moskee gaan. En dan zegt hij tegen Piet: "Ach Piet, jij (gij!) hebt ook altijd zo'n lange witte jurk aan ... Kun jij (kunt gij) niet gaan ...?" - Die Piet, dierbare gasten en parochianen; die Piet heeft nogal een levendige imaginatie. Hij heeft gewoon een duidelijk idee van hoe het bidden van moslims hoort te klinken ... En, veelgeliefden, geloof 't of niet ... Hij is gegáán ... De imam heeft fonetisch voor hem opgeschreven hoe het arabisch van het islamitisch gebed op vrijdag hoort te klinken - en Piet is gegáán. En hij, deze katholieke priester, is voorgegaan in het vrijdaggebed in de moskee. Want de imam was ziek ... Ik zal U zeggen, veelgeliefden, daar aan dat tafeltje op het Van der Helstplein waar we met nogal wat ambtsbroeders ook omheen zaten - en waar inmiddels het nodige reeds was ingenomen ook: verbijstering en verrukking streden om de voorrang. Eén van de disgenoten was Riemer Roukema, vroeger predikant van de Oranjekerk hier in De Pijp, van gereformeerden huize en sinds een aantal jaren reeds hoogleraar Nieuwe Testament te Kampen - reformatorisch bolwerk van oudsher. Vooral híj, maar ook ikzelf: onze oren klapperden en wij kraaiden het uit van plezier en ongeloof ... Zoiets kan alleen maar in Vlaanderen, in België, gebeuren - misschien ... Ik moet U zeggen mensen: Ik ben helemaal niet zo van die school van de mensen die zeggen: "Al die geloven - dat komt toch allemaal op hetzelfde neer. Er is toch maar één God?" Ik ben bang mensen, dat ik het daar eigenlijk helemaal niet mee eens ben. Ja, natuurlijk wèl waar het die Éne God betreft. Inderdaad: God is Éen. Hij is het Éne mysterie "waarin wij leven, bewegen en zijn" om met de apostel Paulus te spreken. En toch: de traditie van geloof of van ongeloof waarin mensen groot zijn geworden die kunnen enorme verschillen laten zien wat betreft de manier waarop mensen naar God kíjken, hoe ze zich God vóórstellen en hoe ze God beléven. Wie is God voor jóu? Hoe ziet jouw God eruit? Welk gevoel geeft jouw God je? - Jouw antwoord op die vragen hangt, zoals gezegd, heel sterk samen met de godsdienstige of ongodsdienstige traditie waarin je bent grootgebracht èn met hoe die traditie aan jou is aangereikt, op jou is overgebracht. Hoe hebben jouw moeder en jouw vader, jouw leerkrachten, jouw priesters of dominees of imams, rabbi's of pandits of hoe ze ook maar mogen heten: Hoe hebben zij dat gedaan? Hoe hebben ze het aangepakt? En vooral: Hoe hebben ze hun geloof vóórgeleefd?

Er zijn mensen die zeggen: Ik ben atheïst, ik geloof niet in God, of: ik geloof niet méér in God ... Een waarom zeggen ze dat? Ik denk: vele mensen zeggen dat omdat ze zijn opgegroeid met een godsbeeld waarmee ze gewoon niet uit de voeten konden; waarmee ze gewoon niet konden leven ... Mensen zijn soms opgegroeid met een snoeihard, met een genadeloos en onbarmhartig godsbeeld; een godsbeeld dat er is íngehamerd werkelijk ... En om te kunnen leven, om zelf in vrijheid te kunnen leven, móesten zij zich wel ontdoen van dat godsbeeld; ze moesten die God van hun jeugd, van hun ouders, van de kerk of van wie of van welke autoriteit ook: ze moesten die God wel loslaten om zelf op enigszins ontspannen wijze méns te kunnen zijn, om te kunnen ádemen ...

En toch, veelgeliefden: soms zitten mensen wèl met een leegte in het hart van hun leven. En ze zitten met een diep verlangen naar iets dat of naar iemand die díe leegte kan doen volstromen met licht en warmte, met vreugde en geluk. Mensen zoeken dat alles natuurlijk in hun relaties: bij een partner, bij familie, bij ouders, bij kinderen, bij broers of zussen, bij vrienden of vriendinnen. Maar evenzovaak ervaren mensen daarbij: Mijn verlangen is véél groter en veel dieper dan wat "die ander" of "die anderen" mij kunnen geven ... Ik mís nog zoveel ... Waarnaar ik verlang en wat ik verwacht - het is eigenlijk zoveel méér ... 

Ik denk, veelgeliefden: als mensen dát overkomt, dan stuiten zij in hun leven op hun verlangen naar de Eeuwige. Dan stuiten zij in hun leven op hun verlangen naar een God die zich misschien wel in mensen en in levenservaringen laat zíen, een God waarvan we af en toe een glimp of een streep zonlicht opvangen, maar die toch méér is dan al die mensen en dan alle mooie en fijne gebeurtenissen van ons leven.

"Kennis van de Heer vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt", heeft de profeet Jesaja tegen ons in deze Kerstnacht gezegd. Stel je eens voor mensen: Jij de bodem van de zee en Gód het water in die zee; jij - vol van God. De profeet Jesaja spreekt over iemand, over een mens voor wie het zó zal zijn. Zo iemand zál er komen, Jesaja weet het zeker. En hij vertelt ons wat voor een mens dat zal zijn: Die mens zal "een geest van wijsheid en inzicht" hebben, "een geest van kracht en verstandig beleid (die mens gaat behoedzaam te werk en doet geen domme dingen), een geest van kennis en eerbied voor de Heer". Ja, "hij .. ademt eerbied voor de Heer". En: "zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn". Die mens kijkt dwars door de façade van alles en iedereen héén. "Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen." Die mens-vol-van-God, die heeft met andere woorden géén wapens en oorlogstuig nódig om de slechterikken aan te pakken ... nee mensen: de manier waarop hij zal spréken - zal vol-staan ... "Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen". En dán komt vervolgens de hele dierentuin voorbij: al die dieren die in Artis in kooien worden opgeborgen en zorgvuldig met hekjes en grachtjes van elkaar en van ons worden gescheiden omdat ze geváárlijk zijn voor elkaar en voor ons, omdat ze ons en elkaar kunnen verwonden, doden, ópeten ... de wolf en het lam, de panter en het bokje, het kalf en de leeuw, de koe en de beer, de leeuw en het rund, de slang en de baby ... Op welk dier lijk jíj? Op een roofdier? Of op het aas van een roofdier? Eet je of wórd je gegeten? - Daar is 't, veelgeliefden, daar is 't Jesaja natuurlijk om te doen: dat wij ons dat afvragen. Want met de mensen is 't precies als bij de dieren - nee, érger! De beesten - dat zijn de mensen, zegt Harry Mulish.  Maar wat gebeurt er nù? Jesaja voorspelt: als híj er zal zijn, als die-mens-vol-van-God er zal zijn, dan is 't voorbij. Dan is er geen gevaar meer. Dan hoeven we niet bang meer te zijn, niet voor de dieren en niet voor de mensen. Dan kunnen alle hekjes weg ... de hekjes tussen de moslims, de joden en de christenen, de hekjes tussen de autochtonen en de allochtonen, de hekjes tussen de landen, de hekjes tussen alle mensen die van elkaar gescheiden zijn en die zo vaak als kémphanen tegenover elkaar staan.

Is dat allemaal één grote illusie mensen, dat zoiets mogelijk zou zijn - omdat de dierenwereld en zéker de mensenwereld nu eenmaal niet zo in elkaar zitten; omdat die nu eenmaal wreed en moordzúchtig in elkaar zitten? En is de kerk iets anders dan een in feite niet zo erg geslaagde en niet erg geloofwaardige poging om dat te ontkennen, om het te verdoezelen? Bent U hier soms naartoe gekomen om Uzelf nillens willens maar zo'n beetje in slaap te laten wiegen -  om niet te zeggen: lullen! Nee mensen! Pertinent: Nee! Want dit is de boodschap van de Kerstnacht: Die mens-vol-van-God, tot de rand, helemaal vól, die mens over wie Jesaja verlangend spreekt  - die mens ís geen fata morgana, die ís geen luchtspiegeling, geen onbereikbaar visioen. Nee, veelgeliefden, die mens ís reeds geboren. En in deze Kerstnacht beleven wij de geboorte van die mens Jezus (Isah) opnieuw - opdat wijzélf opnieuw geboren worden ... Een van mijn dierbaarste vrienden is psychiater en vanmiddag nog sprak ik hem en hij vertelde mij dat hij de mensen die bij hem komen de afgelopen weken heeft toegewenst: "Goede Geboorte!". Inderdaad: daar gaat het om: om geboren worden, om opníeuw te worden geboren ..."Op die dag", zo besluit Jesaja de passage die wij gehoord hebben, "op die dag zal de telg van Isaï (dat is de vader van koning David); op die dag zal hij als een vaandel voor alle volken staan." Hij is als een vlag die wappert in de wind. Hé, zie je Hem niet? "Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn." Kijk maar om je heen mensen: Dit ís Zijn woonplaats. Hier en nu verblijft Hij midden onder ons - mensen van allerlei talen en culturen. Die-mens-vol-van-God, hij ís reeds geboren. Hij ís reeds aanwezig. En kijk eens wat de mensen van de Vredeskerk hun best hebben gedaan om het hier, Zijn woonplaats, zo mooi mogelijk te maken ... En alle mensen die in Hem, in Zijn aanwezigheid, in Zijn vlees en bloed werkelijk gelóven; al die mensen die mogen zodadelijk Zijn vlees en bloed in brood en wijn ook werkelijk ontvangen ...

Ik herhaal de vraag mensen: Is dat geen illusie allemaal? Nee, herhaal ik: Nee. Want het is namelijk precies omgekeerd: Al onze conflicten, al onze ruzies, al onze grenzen, al onze kerkscheuringen, al onze godsdienst-oorlogen en al onze scheidingen: dát zijn illusies - maar illusies, veelgeliefden, die gemiddeld door mensen zó serieus worden genomen dat ze er hevig in zijn gaan geloven. Ik kreeg in de afgelopen week een e-mail waarin iemand mij schreef: "Eerste kerstdag eet ik gelukkig ergens. Samen met Wim en Coen Rot. De één is filosoof en de ander musicus. Alletwee scherpe denkers. En Stella is ook niet voor de poes. Buitengewoon lastige meid, maar ozo kwetsbaar en super intelligent. Iemand die je van tijd tot tijd heerlijk kunt gaan zitten haten om het dan natuurlijk weer goed te maken." Kijk, mensen, die persoon, de schrijfster in dit geval, van deze e-mail, díe heeft 't in de gaten, díe snapt 't: dat al onze conflicten illusies, dat 't vergissingen zijn.  Ik zeg U mensen, ik zeg U in de Naam van de God van Jezus Christus: iedereen die iets anders gelooft, iedereen die gelooft dat andere mensen of dat één enkel ander mens wérkelijk slecht is: die gelooft in een afgod! Want, ik zeg U: Elke grasspriet, elke kerstkalkoen en elk mensenkind is een openbaring van God en is een bemind schépsel van God. En elk schepsel is het waard om te leven - mèt of zonder hazenlip; Hollandse kinderen blakend van gezondheid en welstand precies evenveel als die diep-gehandicapte kinderen in Calcutta, over wie de Banyan Trust zich ontfermt ... Elk mens is in wezen goed en met elk mens zou je in principe moeten kunnen léven ook. En als je het níet kunt, of niet méér kunt, dan heb je gewoon de sleutel tot het hart van iemand nog niet gevonden - of je bent 'm kwijtgeraakt; of het slot is veranderd en er moet een ándere sleutel komen. Wat dan nodig is, in zo'n situatie, dat is niet: je van zo iemand scheiden of: een muur bouwen tussen jou en die ander, maar: gewoon doorgaan met het blijven zoeken naar de sleutel. En die sleutel, het Kerstkind is 'm ons komen brengen. Ja, het Kerstkind ís in eigen persoon die sleutel. En als wij geloven in Hem en als wij Hem ontvangen, als wij deelnemen aan het sacrament van Zijn Lichaam en Bloed, dan wordt Hij wie wij zijn en dan worden wij Hém.

Ik wil graag besluiten met een gedicht van Adriaan Roland Holst. De titel is: "Eens".

Eens zullen allen die  tussen ons kwamen,  zijn weggevallen - wie  weet nog hun namen ...
Eens zal de vete zijn bijgelegd en zal vergeten zijn ons bitter tweegevecht.
Eens zal het weer regenen stil, zoals toen aan zee - Nom mij dan tegen en ga met mij mee

In Jezus Christus, heden geboren, is dat "eens" "hier en nu" geworden. Hier komen wij Hem tegen, hier vinden wij Hem, tastbaar en zeer aanráákbaar. Laten we met Hém meegaan, laten we met Hem op weg gaan. Ik wens U allen een Goede Geboorte. Amen.