×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

KRANS

In een van de oude conferences van Freek de Jonge vertelt hij hoe hij eens met de trein naar een begrafenis gaat. De rouwkrans van laurierbladeren legt hij voorzichtig in het bagagerek. Tegenover slaat een jongmens een en ander gade en vraag: ‘Hebt u iets gewonnen?’
Een krans van laurierbladen was oorspronkelijk inderdaad een onderscheiding voor overwinnaars. Menig sportman uit de oudheid is ermee ‘gelauwerd’! ‘Stefanos’ heette zo’n krans in het Grieks. Ook wie zijn leven goed voltooid had, vooral wie omwille van zijn overtuiging gemarteld en gedood was, werd gezien als een overwinnaar en men eerde hem met de krans. Stefanus was er zo een.

WAT KERSTMIS OOK IS

Voor de geboorte van Jezus, in de advent, zijn de grote namen aan de orde geweest van de profeten die aan hem vooraf gingen. We hebben de indrukwekkende gedichten gelezen van Jesaja en we hebben gehoord over de prediking van Jan de doper. Na Jezus’ geboorte komt de eerste heilige op de agenda die er na hem was, de eerste volgeling die zijn leven verloor door het geloof, Stefanus.
Stefanus was diaken. Hij was aangesteld om de armen van de jonge christengemeente een uitkering uit de kerkelijke kas te geven. Maar nu krijgt hij te maken met zijn oude geloofsgenoten, Joden afkomstig uit Egypte en Syrië. Zij zien hem als een verrader, iemand die het geloof van de vaderen heeft losgelaten. Stefaan verdedigt zich. Hij legt uit dat Jezus helemaal in de lijn van de grote profeten staat en God uit het hart gegrepen is, maar ze stormen woedend als een man op hem af en stenigen hem.
Gods menswording is niet alleen een kerstboom boven grote geschenken, niet alleen kalkoen en konijn met zachte muziek. Gods menswording is ook opkomen voor anderen, rechten van mensen respecteren en bevechten. In het uiterste geval is het je leven geven, zoals Stefanus na Jezus als eerste deed. Geprezen zij zijn naam!

SAMEN MET OMA

Lieve kinderen. ‘Doe nou niet!’, riep mamma een beetje ongeduldig. Het regende buiten, en Leentje verveelde zich. En ze mocht ook niks!. Ze had net de viltstiften te voorschijn gehaald en wilde de lippen van Maria een beetje bijkleuren en Jozef een brilletje opzetten. Maar dat mocht allemaal niet! ‘Pak je tekenboek en maak maar een mooie kerstboom!’ Maar Leentje had geen zin meer. Mamma dacht altijd dat ze de dingen alleen maar viezer kon maken; ze geloofde niet dat ze alles juist mooi kon maken. ‘Die beeldjes zijn heel oud, die zijn van oma geweest’, legde mamma uit. ‘En oma is met kerstmis gestorven’, voegde ze er een beetje onlogisch aan toe. ‘Is dat lang geleden?’ wilde Leentje weten. ‘Ja, heel lang geleden. Toen was jij er nog niet.’ Leentje schrok. Was ze er ooit niet geweest? Daar moest ze over nadenken. ‘Waar was ik dan toen ik er niet was?’, wilde ze weten. Daar had mamma nooit over nagedacht. ‘Gewoon nergens.’ ‘Ik wil niet nergens zijn’, riep Leentje een beetje bang en mamma bond in. ‘Misschien was je nog in de hemel, misschien heb je oma zien aankomen.’ ‘Zou best kunnen’, zei Leentje berustend. Er was zoveel dat ze zich niet meer herinnerde. ‘Dan hadden we de hemel voor ons alleen!’, stelde ze vast. ‘Hoezo?’, vroeg mamma. ‘Kun je er nog iets van herinneren?’ ‘Nee, maar alle engeltjes waren toch bij de herders op bezoek!’