De overspelige vrouw (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden

                              

* Het verhaal van de verlopen vrouw is hoogst waarschijnlijk gegleden uit het Lucasevangelie naar dat van Johannes. In de oudste handschriften vinden we het bij Lucas, en ook de stijl is die van Lucas met zijn typische aandacht voor Gods barmhartigheid en voor de rehabilitatie van de vrouw.

* Jezus zit in de vroege morgen met toehoorders op het tempelplein. Daar is plots groot tumult.  Een troep farizeeën sleuren een vrouw naar Hem toe, die op overspel is betrapt. Zwaar misdrijf dat de steniging verdient. Wat zal Jezus hierop zeggen ? Indien Hij de vrouw veroordeelt, waar is dan zijn gekende barmhartigheid gebleven ? Iedereen weet hoe Hij de zondaars bemint en aan tafel gaat met hen. Indien Hij ze vrij verklaart overschrijdt hij de Wet en is Hij zelf de dood schuldig.  Een van de vele valstrikken die men Jezus toen spande. In feite gaat het hier niet zozeer om het proces van die vrouw, maar om het proces van Jezus.  Juist Hij wordt geviseerd. Wat zegt Jezus hierop ?

 

1.  "Ik veroordeel u niet".

 

- Jezus had kunnen een onderzoek instellen, vragen naar verzachtende omstandigheden: hoe was die vrouw opgevoed, hoe werd ze door haar man behandeld, was het een voorbijgaand slippertje uit zwakheid of herhaalde ontrouw ? Een hele casuïstiek. Jezus doorziet de list en gaat eerst wat prutsen met tekeningetjes in het zand. Het is alsof Hij het zich niet aantrekt. Sommigen denken dat Jezus de zonden van de aanklagers op de grond schreef. Het wordt stil. Heel stil. Hoelang ? Maar ze dringen aan. Dan richt Hij zich op en laat zijn blik gaan over allen. Hij plaatst iedereen voor zijn eigen geweten: "Hij die onder u zonder zonde is, gooit de eerste steen". Iedereen is zondaar (Spr 24,16). Jezus plaatst de zaak op een nieuw niveau: "Oordeel niet en je zal niet geoordeeld worden. Spreek vrij en je zal vrijgesproken worden..." (Lc 6,36). Onze passage vond haar plaats in het Johannesevangelie als aanloop naar Jezus' andere uitspraak: "Jij oordeelt naar het aardse. Maar Ik oordeel niemand" (Joh 8,15-16). Toen viel een nieuwe stilte over hen allen. En Jezus schreef...

- Hoelang heeft die tweede stilte geduurd ? Bij die vrouw konden schaamte en angst voor de steniging nu plaats maken voor de spijt over haar zonde. Wellicht had ze eerst de ernst van haar kwaad niet beseft. God zelf heeft altijd zijn ontrouwe bruid Israël vergiffenis geschonken en haar nieuwe kansen gegeven. God is mateloze barmhartigheid: "Want God ben Ik en geen Mens" (Hosea 11,9). De farizeeën dropen af, de oudsten het eerst zonder de vrouw te stenigen. Meer schaamte dan spijt of medelijden. Hadden ze op Jezus' tweede blik gewacht, was ook over hen zijn woord van vergeving kunnen komen. Jezus bleef achter alleen met haar. Tegenover dat hoopje schamelheid stond dé barmhartigheid: "Heeft niemand je veroordeeld ? Ook Ik veroordeel je niet".

 

2. Doch er is een tweede lid in het antwoord: "Ga en zondig niet meer".

 

- Gods barmhartigheid is weer niet zo goedkoop. Ze is niet alles oogluikend toelaten. Jezus had in zijn Bergrede met klem alle huwelijksontrouw aan de kaak gesteld, en zelfs gezegd dat wie een vrouw met begeerte aankijkt, al in zijn hart overspel gepleegd heeft (Mt 5,28). Heel sterk had hij de onverbreekbaarheid van het huwelijk bekrachtigd (Mt 5,31-32). Hij kan zichzelf niet tegenspreken. Gods barmhartigheid vraagt dat wij in zijn barmhartigheid binnenstappen door met zijn genade uit de zonde te stappen. Precies bij bekeerlingen is zijn barmhartigheid het meest voelbaar. Bij de aanvang van de veertigdagentijd in het opleggen van het askruisje zei de priester: "Bekeer je en geloof in de blijde boodschap". Zich bekeren heeft een inhoud. Bekering is opnieuw gaan leven.

- Wij zijn vreemd geworden aan de idee "zonde". Zonde is buiten Gods licht gaan staan. Velen zijn zo afgestompt dat ze niet beseffen dat ze ademen in het duister. Nachtdieren vinden de duisternis vanzelfsprekend. Een mol vlucht voor het licht. Voor hem is de duisternis evident. Waar het besef van het Licht - van God - verdwijnt, verdwijnt het zondebesef.  En toch draagt elke mens in zijn hart een kompas dat de richting aanwijst, een antenne. Als hij de moed heeft in zijn hart af te dalen, weet hij waar het op aankomt. Maar soms is dat kompas versleten en de antenne verroest. In tijden van gewetensverduistering stuurde God profeten om de gewetens wakker te schudden. Daarom moesten ze tegen de stroom in gaan. De taak van een profeet is ondankbaar. De drempel van het evangelie is hoog. Het evangelie staat haaks op het modern levensgevoel. Christen zijn  is niet gemakkelijk. Juist daarom, zei Chesterton, lieten velen het links liggen. De zonde ligt niet in de eerste plaats in de daad die we stellen of verwaarlozen, maar in  onze diepere gezindheid waaruit   de daad geboren wordt: onze zelfzucht, ons materialisme, onze oppervlakkigheid, ons ongeloof, onze hoogmoed. We moeten durven afdalen in de verborgen mens die we zijn,  de  geheime mens  die zich in ons voor onszelf verstopt ontmaskeren. De vraag die we moeten stellen is: Wat bezielt mij ? Wat drijft me aan ? Waarvoor leef ik ? De biecht is de verwoording ervan. De lange weg van het hart naar de lippen. De priester zegt in de biecht het bevrijdend woord zoals Jezus aan die  vrouw: "Ook ik veroordeel je niet. Je zonden zijn vergeven. Zondig niet meer. Ga in vrede". De biecht is een lichtend sacrament. Sacrament van vreugde. In het sacrament van de verzoening worden we nieuw. We hoorden het in de eerste lezing: "Zie, iets nieuws ga Ik maken" (Jes 43,19).