De eerste steen (2007)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

DE OVERSPELIGE MAN

En wat, als Johannes dít geschreven had. ‘In die tijd wilden de schriftgeleerden Jezus op de proef stellen en zij kwamen aanzetten... met een man... (!) Hij was op heterdaad betrapt op overspel en ze wilden hem stenigen...’ Zo moeten we het toch óók lezen! Het verhaal gaat over de trouw van man èn vrouw. En over de eerste steen!

LAFAARDS

De eerste steen. Niemand raapte hem op. Niemand zette zichzelf te kijk als een heilige. De oudsten knepen er het eerst tussenuit. De eerste steen, die gooi je niet zo makkelijk! De tweede vliegt eerder door de lucht. De derde volgt snel. De vierde en de vijfde zijn al niet meer van elkaar te onderscheiden. Lafaards genoeg. Genoeg mensen die slaafs volgen. Jongeren die de leiders in de groep nadoen met pesten, vernielen en drinken, ze zijn er genoeg! Mannen en vrouwen die elkaar napraten en hoofdschuddend de vinger wijzen naar een zondebok: meer dan genoeg. Maar de eerste..., ja, dat is een ander verhaal. Dat vereist toch enige moed. Of een zekere onaangepastheid.

STENEN

Vele jaren bestond in Nederland eerbied voor vreemdelingen. Buitenlanders kwamen helpen om steenkolen te delven. Het bijbelwoord dat opriep tot gastvrijheid stond nog in ieders hart gegraveerd. De onverdraagzaamheid van de tweede wereldoorlog lag nog vers in de herinnering. Er was compassie met de man die ver van zijn dorp in het ‘gezellenhuis’ verbleef, die dag en nacht werkte om zijn familie in Marokko wat welvaart te bezorgen. Vreemdelingen stroomden toe. Het werden er steeds meer. Ze vestigden zich waar huizen betaalbaar waren. Stilaan werden ze met nijd bekeken, vooral in tijden van woningnood en werkeloosheid. Er werd gemord. Hier en daar werd gevloekt. En toen ineens was er iemand ‘flink’. De eerste steen vloog door de lucht. De kogel was door de kerk. Binnen een half jaar vlogen de stenen de vreemdelingen om de oren. Het tij was gekeerd. Niet alleen in de beproefde wijken van de grote steden, maar ook in ons hart en in ons geweten. Als eenmaal de eerste steen is gegooid, wordt iedereen flink. Dan willen we allemaal wel een Turkenmop vertellen of een grap over Mohammed maken. Zo zijn we, bijna ongemerkt, in een kringloop van onverdraagzaamheid terecht gekomen.

GESCHEIDEN STEL

Als ik Johannes goed begrijp, zou ik hem ook aldus mogen lezen. ‘In die tijd wilden de schriftgeleerden Jezus op de proef stellen en zij kwamen aanzetten... met een gescheiden echtpaar...’ Nu zou blijken of Jezus zich aan de wetten van de godsdienst hield. Nu zou zijn eigen barmhartigheid een valkuil worden. Maar Jezus zweeg en maakte letters in het zand. De wet staat in vergankelijkheid geschreven. Ze blijft wel overeind. Dus toe maar: wie volmaakt is, werpe de eerste steen! Jezus’ woord klinkt na in onze dagen. We willen de eerste niet zijn, maar als de stenen eenmaal door de lucht suizen, blijven we niet achter. En dan zit het evangelie ons dwars, maar wie is zo ruim van hart en zo vrij van angst, als Jezus was?

VRIENDEN

Moet ik Johannes ook aldus lezen? ‘In die tijd wilden de schriftgeleerden Jezus op de proef stellen en zij kwamen aanzetten... met een man die op heterdaad betrapt was bij een liefdevol samenzijn met een vriend...’ Nu zou blijken of Jezus zich aanpaste aan de norm of dat hij daar hemelhoog bovenuit steeg. En Jezus knielde neer en begon met zijn vinger te schrijven in het zand. Misschien het woord van het begin. ‘Het is niet goed dat de mens alleen blijft...’ En wat die wetten betreft? Gooi maar de eerste steen, als je God bent.

GAN EN DOE WEL

De kracht van Jezus’ woord is, dat het ons hier en nu nog steeds in verlegenheid brengt. Mogen we dan niemand veroordelen? Mogen we dan niemand straffen? Dat is een verontrustende vraag. Jezus zwijgt. Hij knielt in het zand. De wind verwaait wat hij schrijft. Dan staat hij op. ‘Ga heen. Ik veroordeel je niet. Ga en doe wat goed is!’

OEN!

Lieve kinderen. Juffrouw Judith liep de speelplaats op en neer. Het was pauze. Aan haar hand hingen drie meisjes van groep twee. Ineens hoorde ze zingen. Van bij de appelboom klonk een lied. Juffrouw Judith draaide zich om en liep erheen. Een grote groep kinderen stond in een kring. Ze riepen luid. Maar het was geen lied! Nu kon de juf het duidelijk horen. ‘Eigen-schuld-dikke bult!’ riepen de kinderen. Ze klapten erbij en enkelen stonden op de maat mee te huppelen. Midden in de kring stond Maaike te huilen. De juffrouw begon harder te lopen. Ze ging naast Maaike staan. ‘Wat is er gebeurd?’ Maaikes vriendin begon te vertellen. ‘Ze mocht niet meedoen met touwtje springen. Ze had het netjes gevraagd en toen was ze zomaar in het touw gesprongen en toen viel ze.’ Ja,’, voegde Merel er boos aan toe, ‘en toen begon ze Anke en mij voor rotte vis uit te schelden.’ ‘Zo!’, riep Judith, haar stem klonk een beetje boos. ‘Nu is het uit! Schelden doen we hier niet. Weet je wat: als iemand van jullie nog nooit een lelijk woord heeft gezegd, dan mag die Maaike uitschelden.’ Ze keek streng de kring rond. Vooraan stond Madelief. Ze was pas acht en ze had ernstig geluisterd. Ineens riep ze keihard: ‘Vette oen!’ ‘En jij ook niet!’ zei Judith. ‘Dat is niet eerlijk’ pruilde Madelief. ‘Ik had nog nooit iemand uitgescholden.’ ‘Nou dus wel!’, beet juffrouw Judith haar toe. Ze klapte in de handen en ze gingen allemaal mee naar binnen.