Geen stenen werpen

 

Het is niet de eerste keer dat Jezus op een verrassende wijze zijn tegenstanders voor schut stelt en door een verrassend woord een moeilijke situatie weet op te vangen en te overstijgen. Denk maar aan zijn antwoord over het al of niet betalen van belastingen aan de keizer.

Een lastig parket

Deze keer is de vraag die hem op een vroege morgen in de tempel voorgelegd werd, veel moeilijker. Opnieuw is het een strikvraag om Jezus te kunnen beschuldigen. Het is heel delicaat, want het gaat over het lot van een mens, van een vrouw, die nog meer dan een man onbeschermd in het leven stond. Zij was betrapt op echtbreuk. Wellicht zijn er nu al lezers die het hoofd schudden en zeggen: waar maken jullie nog spel van. Elkeen doet wat hem of haar uitkomt. Alles is toch immers toegelaten, uitgenomen de zonde en deze is afgeschaft. Kranten berichten haast dagelijks over grensoverschrijdend gedrag.

Er is een wettelijke morele orde en ze niet opvolgen brengt straf en sancties teweeg. De doodstraf is niet afgeschaft, maar ze wordt niet overal uitgevoerd. Er wordt terecht geijverd dat ze nergens meer uitgevoerd zou worden.

In de wet van Mozes is ze voorzien en in de bijbel zijn mensen gestenigd. Jezus is zelf met steniging bedreigd (Joh. 8,59). Paulus is eraan ontsnapt. Stephanus is erdoor gedood. Stenigen, deze erge vorm van doden, gebeurt nog altijd in bepaalde regio’s. Jezus zelf wordt gekruisigd omdat hij de wet niet had onderhouden en zich voor Gods zoon had uitgegeven (Joh. 19,7).

Strikt genomen hadden de mannen die de vrouw hadden betrapt, het vonnis moeten uitvoeren. Ze dienden daarvoor niet bij Jezus te komen. De vrouw wordt door hen gebruikt om Jezus in een moeilijk parket te brengen. Ofwel stemt hij in met de steniging en is hij medeplichtig aan doodslag. Zo niet, dan is hij ontrouw aan de wet van Mozes. Een wet die in dit geval als hard overkomt (Deut. 22,23).

Wie zelf zonder zonde is, werpe de eerste steen

Zijn antwoord is meesterlijk en houdt ons allemaal een spiegel voor. Wie ben ik om over anderen te oordelen? Waar sta ik zelf en hoe handel ik zelf?

Jezus gaat daarbij heel delicaat te werk. Hij schrijft op de grond. Wat hij schreef, dat weten we niet. Hij gunt de aanklagers geen blik en geeft hen de kans om weg te gaan. De oudsten zijn de eerste om dit te begrijpen en ze druipen een voor een af.

Dan blijft Jezus alleen over met de vrouw. “Ze bleven alleen achter: de schamele zondares en de goddelijke barmhartigheid” (Hl. Augustinus). Jezus kijkt haar aan en speekt haar aan. “Ga heen en zondig van nu af niet meer” (Joh 8,1-11).

Zondig niet meer, zei Hij, ik oordeel niet.

Ga heen en luister, luister naar het lied.

En Hij stond recht. De woorden lieten los

van hun figuur en brandden in de blos

waarmee zij heenging, als een kind zo licht.

Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.

(Gerrit Achterberg)

Dit verhaal van Joh. 8, 1-12, is ver buiten de kerkelijke grenzen beroemd geworden. “De woorden van Jezus – ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen’- werden tot universeel cultuurbezit. Samen met de parabel van de verloren zoon behoort deze passage tot de bekendste symbolen van Gods barmhartigheid in het evangelie” (P. Schmidt, In handen van mensen, 2000 jaar Christus in kunst en cultuur, p. 67).

Een nieuwe start

Herbeginnen met een nieuwe lei. Hoe zwaar de opgave ook is. Een biechtvader zei dat hij bij het uitspreken van de vergeving hij er tevens zou willen aan toevoegen “en tot de volgende keer.” Dit vanuit het besef dat wij vaak vallen en hopelijk de moed hebben terug op te staan. Wij mogen vertrouwen op de Heer, die bereid is om vergiffenis te schenken en dit tot zeventig maal zeven maal toe.

Zoals vorige zondag met de gelijkenis van de verloren zoon begeleidt de liturgie van deze vijfde zondag in de veertigdagentijd ons op onze eigen weg tot ommekeer en bekering.

Jesaja spreekt tot het volk van Israël. Het is wel enkele keren aan de Heer ontrouw geweest. Het heeft een lijdensweg gekend. Maar hij mag het moed inspreken. Vergeving is een nieuwe kans geven. De Heer onderneemt iets nieuws (Jes. 43,19).

De kerk moet zelf verder groeien in barmhartigheid. Er is de boutade over een kerk, streng op de preekstoel en mild in de biechtstoel. Er wordt een tekort aan mildheid en begrip aangevoeld. Vandaar de scherpte waarmee groepen tegenover elkaar staan.

“Maar alle mensen die te pas en te onpas met het verhaal van Jezus en de overspelige vrouw op de proppen komen om de Kerk de maat te nemen qua barmhartigheid, moeten zichzelf ook de zelfkritische vraag stellen hoe zij zouden reageren wanneer Jezus ook in dit geval zou zeggen: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Hij zou opnieuw aan het kruis genageld worden door een woeste menigte die zichzelf als beschaafd, weldenkend en rechtvaardig zien” (Anton De Wit, Van klokken en klepels, p.26).

Het gaat moeizaam om een instituut van inzicht te veranderen en zo nodig de koers van een zwaar schip te keren. Bisschop Bonny heeft dit zowel bij de bisschoppensynode als bij standpunten over inzegening van relaties ter sprake gebracht.

In een uitzending van 6 febr. 2022 op radio Klara over Paul van Ostayen kwam hij nogmaals aan het woord. Hij haalde toen een van diens gedichten aan:

Lied voor mezelf

Mijn Heer, mijn schip is op de zee.

Ik vraag U niet: laat kalm zijn de baren nu;

wie klaagt, draagt hij niet met zich mee

bestendig een poel die eens zich sluiten zal over zijn hoofd?

Mijn schip zal niet liggen blijven aan de ree,

te luisteren naar het spelemeien van der tijen eb' en vloed,

niet onder morose regenzege, noch onder zonnevree,

mijn schip moet in de storm mee op zee.

Ik heb betrouwen in mijn boot, doch de baren slaan zo hoog,

reeds over de voorsteven, reeds over de achtersteven.

Als weer de zee vol vrede en rust is, zal dan het wrak van mijn boot

niet mededrijven naar de ree?

Met mijn boot moet ik op zee.

Of ik de rijke haven vinden zal weet geen; de sterren niet.

Doch steeds zingen de baren: Kom met ons mee, kom met ons mee!

Is het de lokstem van de Loreley?

Ik ben een koen kind dat niets weet van de kloof

die ligt tussen dood en leven.

Kan een boot, mijn Heer, vergaan

die niets draagt dan het licht gewicht van mijne blauwe ziel?

En zo mijn boot nochtans vergaat, mijn Heer,

kan ik dan zondigen nog?

Neen... neen... Al de stemmen zingen mij: Ga mee op zee,

met de baren van Kristus, met de baren van de Loreley.

18 mei 1918

Het woord van Jezus is bevrijdend en geeft ons nieuwe kansen. De apostel Paulus heeft dit ervaren. Hij houdt zijn blik gericht op Jezus. Hij moedigt de christenen van Filippi en ons allen aan in het verlangen Christus te kennen en meer en meer op Hem te gelijken. “Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden en de gemeenschap met zijn lijden, ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden” (Fil. 3,10-11). Kunnen we vergeten wat achter ons ligt en in vertrouwen uitkijken naar wat voor ons ligt?