Recht en krom (2001)

Veronderstel nog meer eens dat we met een groepje mensen zijn aangespoeld op een onbewoond eiland. Dan gaan we op het strand zitten en maken afspraken om dit avontuur te overleven. Het is zeker dat binnen de kortste keren er een soort tien geboden op het geredde papier worden gezet; afspraken om te overleven. Daar hoort meteen bij dat misdaad wordt gestraft, want wat krom getrokken is in de verhoudingen moet weer recht getrokken. Zo ongeveer zijn we aan onze strafwetten gekomen.

Dat is een ingewikkelde zaak. Want wanneer is iets een misdaad, wie maakt dat uit, waar liggen de grenzen en zelfs met z’n allen kunnen we ons vergissen. Het niet dragen van een lichtgevend petje bij avond is niet strafbaar, geen achterlicht op de fiets wel, tot nu toe. Toch zijn we er helemaal op ingesteld dat misdaad dient gestraft te worden, niet om de misdadiger tot betere daden te bekeren(dat proberen we ook wel eens), maar omdat het onderdeel is van ons rechtsgevoel. Ons vertrouwen daar in is zo groot dat we bij voorbaat aannemen dat degene die gestraft wordt het ook wel verdiend zal hebben. Nee nog sterker: als iemand iets beroerds overkomt, zal dat wel een straf zijn.

Hier verenigen zich alle mensen, of ze nu in God geloven of niet. Er sterft een dierbare: Waar heb ik het aan verdiend? Er komen mensen om bij een ongeluk, bij een natuurramp of door misdragingen een dictator: Wat hebben die slachtoffers misdreven? Aan wie wordt die vraag gesteld? Precies, nu wordt God er bij gehaald. Nu wordt Hij ter verantwoording geroepen zelfs door degene die zich aan God nog nooit iets gelegen heeft laten liggen. God wordt voor een mens versleten: misdaad wordt gestraft en dus als er onheil is zal dat wel een straf zijn en waar straf is zal wel misdaad zijn.

Deze redenering is oud, heel oud. We lezen ze in de evangelielezing van vandaag, maar ze bestond al veel langer en bij alle volken. Er zit iets bijzonders in: Zelfs Godvergeten mensen komen plotseling op de vraag naar God. Daarop zegt Jezus vandaag: Het is een onzinnige gedachte om God als voortdurende straffer aan te klagen, maar als je bij onheil eindelijk aan Hem denkt, dan is het een goede zaak dat door te zetten en Hem nooit meer te vergeten: je dus te bekeren, zoals dat heet. Soms zien mensen in het hun overkomen onheil een aanleiding om hun al wankelende relatie met God dan ook maar te verbreken. Het kan dus ook omgekeerd: Het onterechte verwijt kan Hem opnieuw doen ontdekken, kan tot bekeren leiden. Blijf dan wel bedenken Hij is geen mens. Hij zoekt niet naar de schuldige bij onheil, maar lijdt mee en staat naast de lijdende mens met de belofte: “In mijn wereld komt het goed en ik zoek naar mensen om er nu al mee te beginnen. Hij heeft een andere manier van omgaan met mensen, zelfs met misdadigers. Hij blijft eindeloos geduldig zoals die wijngaardenier die zijn schrale vijgenboompje blijft koesteren tot het misschien toch een keer wat oplevert. Wat krom is moet recht worden, zonder verwijt en met eindeloos geduld. Kunnen we als mens nog heel wat van leren.