Zusters en broeders,
Jezus heeft ons een heel andere God leren kennen dan de goden die in zijn tijd vereerd werden. Dat waren allemaal goden die onder elkaar vaak strijd voerden om de macht, en die niet op zoek waren naar vrede en vreugde. Oorlogsgoden zoals Mars, Ares, Tiwaz, en zoveel andere angstaanjagende goden van donder en bliksem, die alleen maar straf en wraak kenden. Daartegenover brengt Jezus het beeld van zijn Vader in de hemel, één God die een liefdevolle Vader is van alle mensen, die niet uit is op oorlog en op wraak, maar op vrede en vreugde.
Dat komt ook tot uiting in het evangelie van vandaag. Enkele mensen vertellen aan Jezus wat Pilatus heeft verricht met mensen die hun offerdieren naar de tempel brachten: hij heeft hen vermoord, waarom is niet duidelijk, maar hij heeft het gedaan. In die dagen geloofden de joden dat zulke mensen door God gestraft werden omdat zij of hun voorouders zondaars waren. Dat denken ze ook over de achttien slachtoffers op wie de toren van Silóam neerstortte. Ook zij werden zogezegd door God gestraft, maar daar gaat Jezus uitdrukkelijk tegen in. Zijn Vader in de hemel is immers geen God van straf en wraak, maar van liefde. En ook geen God van donder en bliksem, maar van geduld, vergeving, barmhartigheid.
Maar tegelijk is Hij geen zoetsappige nietsdoener. Dat zien we in de parabel van de vijgenboom die geen vrucht wil dragen. Hak hem om, zegt de eigenaar tegen de wijngaardenier, maar die wil de boom toch nog een jaar tijd gunnen. Hij heeft geduld, hij is barmhartig, maar de boom moet uiteindelijk wel vrucht dragen.
Dat vraagt God ook aan ons: dat we iets doen met ons leven. Dat we ons niet laten leven door de omstandigheden, door onze zucht naar bezit en rijkdom, door onze gemakzucht, maar dat we ons inspannen om dragers van zijn liefde en vrede te zijn, en dat doen we door ons geloof uit te dragen, door ons in te spannen om Jezus te volgen in woorden en daden. Door er niet alleen voor onszelf, maar ook voor onze medemensen te zijn. Door vol vertrouwen te bidden tot de Heer onze God.
Niet voor niets herhaalt Jezus in het evangelie: ‘Bekeer u’, want anders loopt het slecht af. Nee, we zullen niet gestraft worden door God, de hemel zal niet op ons neervallen, maar als we ons niet bekeren, als we ons dus niet inspannen om Jezus te volgen, zullen we niemand zijn. Dan zullen we mensen zijn die nooit content zijn, die alleen maar goed zijn in klagen en zagen, die zelfs geen geluk kunnen voelen. En als ons iets negatiefs overkomt, als we met tegenslag, met ziekte of dood te maken krijgen, zal dat altijd de schuld zijn van anderen, en ook van God, omdat Hij niet doet wat wij van Hem verlangen.
Zusters en broeders, misschien zijn we er ons niet genoeg van bewust, maar God doet echt beroep op ons. Dat is nooit anders geweest: Hij heeft altijd beroep gedaan op de mens om zijn wereld te bevruchten met geloof, hoop en liefde. Niet voor niets noemt Hij zich in de eerste lezing de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob, en zendt Hij Mozes naar het volk om hen te vertellen dat Hij de God van hun vaderen is. Nee, Hij daalt niet af om die boodschap zelf over te brengen, Mozes moet dat doen. God is immers geen magische goochelaar en ook geen tovenaar die ons met zijn kunstjes overdondert, maar een liefdevolle Vader die ons in de persoon van Jezus heeft getoond dat het leven niet alleen liefde en vrede, maar ook pijn en lijden kan zijn. Laten we ons dus inspannen om open te bloeien in de wijngaard van ons leven, zodat we vruchten van geloof, hoop en liefde kunnen voortbrengen voor onszelf en onze medemensen. Amen.