3e zondag van de veertigdagentijd C - 2013

Zusters en broeders,

Enkele mensen vertellen aan Jezus dat de soldaten van Pilatus een aantal Galileeërs vermoord hebben. Ze zien dat als een straf van God, omdat die Galileeërs in hun ogen zondaars waren. Anders zouden ze niet gedood zijn. 

Dit verhaal is tweeduizend jaar oud, en toch klinkt het bijzonder hedendaags. Want ook nu denken veel mensen nog altijd dat erge dingen gebeuren omdat God het wil, omdat God het niet tegenhoudt, omdat God het goedkeurt. Iemand wordt ernstig ziek of heeft een ongeval met zware kwetsuren, of iemand wordt bestolen, of iemand … noem maar op. De reactie is dikwijls: ‘Waarom doet God mij dat aan? Ik ga elke zondag naar de mis, ik ben lector, ik kuis de kerk, ik doe dit en ik doe dat. En toch … Ja, waarom doet God me dat aan? Waarom hield Hij het niet tegen?’ En minder gelovige of ongelovige mensen zeggen: ‘God geeft niet om de mensen.’ Of nog: ‘Als God bestond, zou dat allemaal niet gebeuren.’ We kennen die vragen, we kennen die verwijten. Want misschien reageren we zelf zo als we iets pijnlijks moeten ondergaan. En we stellen ons geen vragen bij zulke reacties. Zoals we er ook niet bij stilstaan dat we God nooit ter verantwoording roepen voor al het goede dat we meemaken. Een goed gezin, een goede zaak, goed werk, lieve kinderen, een mooie zomer, een prettige vakantie … ga maar door. We maken zoveel goede dingen mee in ons leven, en geen haar op ons hoofd denkt eraan die met God te verbinden. Slechte dingen en pijnlijke dingen, ja, die wel. Zonder aarzelen, en met heel veel overtuiging. 

Jezus gaat daar resoluut tegen in. ‘Die Galileeërs werden niet vermoord omdat ze zondaars waren, volstrekt niet’, zegt Hij beslist. ‘Hun dood is dus helemaal geen straf van God.’ En Hij voegt eraan toe: ‘Als gij u niet bekeert, zult gij ook op een dergelijke manier omkomen.’ 

Zouden zij dus toch sterven zoals die Galileeërs, of zoals die achttien mensen die onder de ingestorte Silóamtoren terechtgekomen waren? Zijn het dus toch ongelovigen, of geen goede gelovigen die onverwacht omkomen? Is al die miserie dan toch een straf van God? Nee, dat bedoelt Jezus niet. Wat Hij wel bedoelt is dat een onverwachte dood iedereen kan overkomen. Maar met zijn antwoord zegt Hij ook: ‘Je ziet hoe ongelovigen zich kunnen gedragen.’ Want de Romeinse soldaten die die Galileeërs vermoord hebben zijn geen brave, gelovige joden, integendeel, het zijn keiharde kerels die zich niets aantrekken van God of gebod. 

Ook dat klinkt bijzonder hedendaags. Want we leven in een maatschappij die niet uitblinkt door een massa gelovige mensen. Integendeel, ongelovigheid is de norm geworden, en gelovigheid de uitzondering. Dat kan men niet ontkennen. Maar men kan evenmin ontkennen dat de maatschappij onvriendelijker, onmenselijker en gevaarlijker geworden is dan toen ze bestond uit mensen die wél wilden leven zoals Jezus ons heeft voorgeleefd. Geweld, diefstal, moord, zelfmoord, verminking, aanslagen en ik weet niet wat nog allemaal zijn dagelijkse kost geworden. Allemaal dingen die direct ingaan tegen Jezus’ woorden en daden, dus tegen naastenliefde, tegen eerbied en respect, gerechtigheid en vrede. Veel mensen zijn geworden zoals die vijgenboom waarover Jezus vertelt: ze brengen niet echt goede vruchten voort. 

Zusters en broeders, God is geen boemerang en geen boeman, zoals we soms denken. Nee, God is liefde. Wie wel een boeman en een boemerang kan zijn, is de mens. Want hoe verder hij zich van God verwijdert, hoe minder hij mens is naar Gods beeld en gelijkenis. ‘Ik ben die is’, antwoordt God in de eerste lezing op de vraag van Mozes hoe hij Hem aan zijn volk moet voorstellen. En zo is God inderdaad: Hij is er altijd, voor alle mensen, en voor heel zijn schepping. ‘Dit is mijn naam voor altijd’, voegt Hij eraan toe, ‘dat Ik er altijd ben.’ 

God die met ons is, God die de Vader is van alle mensen, God die er altijd is voor alle mensen en voor heel zijn schepping. Zo is onze God. Geen boeman, maar liefde en vrede. Geen boemerang, maar  vreugde en zorg. Laten we ons spiegelen aan Hem, want we zijn zijn kinderen. Amen.