Stefanus' scheldpartij

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

RUZIE

‘Kunt u dat nou begrijpen?’ Een moeder hief haar handen hulpeloos in de lucht. ‘Kunt u zo’n meisje begrijpen? Ze was vroeger altijd zo lief, maar nu hebben we haar 5 jaar niet meer gezien. Mijn eigen kleinkinderen zijn hier niet meer over de vloer geweest. Maggy moet er al dertien zijn. Als ik haar in de stad tegenkwam, zou ik haar niet herkennen.’ Ze veegde een traan weg. ‘In het begin heb ik er maanden wakker van gelegen...’
Het was een verhaal vol pijn, zoals ik er tientallen gehoord heb. Het verhaal over een kloof. Een zwart schaap is weg. Iedereen lijdt. De tijd maakt de wonde alleen maar dieper. Elke dag wordt de kloof breder en na anderhalf jaar lijkt hij onoverbrugbaar.
‘En weet u wat het gekke is?’ De vrouw keek me vragend aan. ‘Het gekke is dat er helemaal niets gebeurd is. Zomaar ineens bleef ze weg. Niets voorgevallen!’
Een grote moedeloosheid overviel mij. De hele familie leed. Ik begon me af te vragen hoe de dochter zich moest voelen. Ze bleef toch niet voor haar plezier weg?

RUZIE (2)

Hetzelfde gevoel had ik, toen ik de eerste lezing las uit de Handelingen. Ik kende het verhaal. Het wordt ieder jaar op tweede kerstdag gelezen en af en toe vóór Pinksteren. De goeie Stefanus wordt belaagd. Hij heeft vol vuur staan preken en hij sloeg zelfs een blik in Gods geheim. Zijn toehoorders stoppen de oren dicht. Ze kunnen het niet aanhoren. Dan stormen ze als één man op hem af. Allen tegen een. Zij stenigen hem dood. Dan bidt Stefanus tot God, dat Hij hen vergeeft. Het slachtoffer komt als de absolute winnaar uit de strijd. We moeten er niet aan denken ooit in dezelfde situatie terecht te komen, maar Stefanus is duidelijk de held. Hebben we nu het hele verhaal gehoord? Die van de andere partij zijn niet aan het woord geweest. Waarom zijn ze zo kwaad?

Als je de bijbel erop naslaat, kun je het allemaal lezen. De liturgie kort de tekst in. Jaar na jaar hebben we maar één kant van het verhaal gehoord. De hele speech van Stefanus is uit de lezing weggelaten. Het is een redevoering van maar liefst 50 verzen! Stefanus behandelt de hele joodse geschiedenis. Hij laat zien dat daarin een patroon ligt. God wil zijn volk redden maar het valt hem telkens weer af. Stefanus noemt zijn gehoor moordenaars, godslasteraars en verraders. Hij trekt flink van leer en haalt het gezag van de leden van het Sanhedrin omver. Zijn rechters moeten hem als een ernstige bedreiging hebben ervaren.

TWEE VERHALEN

Ieder gevecht heeft twee verhalen. Dat zijn niet twee versies van dezelfde gebeurtenis. Het zijn twee ervaringen. De een heeft dít beleefd en de ander dàt. Beiden menen dat maar één van de versies juist kan zijn. Maar er zijn zoveel ware verhalen als er betrokkenen zijn. Door de herinnering van een ander te verwerpen, voelt deze zich zelf miskend. De grootheid van Stefanus is niet zijn boze preek. Die heeft niet eens het gewenste effect. Zijn grootheid is dat hij op het eind zijn belagers vergeeft. Dat tilt hem uit boven het noodlot.

TWEE WERKELIJKHEDEN

‘Mag ik iets zeggen op uw verhaal?’, vroeg ik aan de bedroefde moeder. ‘Ja graag’, zei ze vlug.
‘Wat me opvalt is, dat uw dochter zonder enige reden de band heeft doorgesneden.’ Ze wilde me in de rede vallen maar ik ging verder. ‘Dat is moeilijk te begrijpen. Zou het kunnen zijn dat er toch iets is geweest? Een donker gevoel? Een oude pijn? Een gevoel van miskenning of minderwaardigheid? Zou het kunnen zijn dat we iets over het hoofd zien dat belangrijk is om verder te komen?’
Het was moeilijk voor haar. Ze had zo geleden. Ze kon haar eigen beleving slechts als de enige werkelijkheid zien. Krampachtig hield ze zich daaraan vast. Oren en ogen dicht. Ik begon te vermoeden waar de dochter op stuk gelopen was. ‘Heer vergeef het ons als we niet zien hoe de hemel open kan gaan!’

VERBONDENHEID

Het was Jezus’ laatste bede aan het avondmaal, dat zijn leerlingen één zouden zijn, dat ze elkaar zouden blijven zoeken en vinden!

TWEE WERELDEN

Lieve kinderen.
Teun was trots op Beer. Beer was zijn hond, moet je weten. Een tamelijk grote, zwart glimmende hond. Na school ging Teun graag met Beer op stap. Buitengekomen wierp hij eerst een blik omhoog. Beer snuffelde op de tegels. ‘Lekker zonnetje’ dacht Teun. ‘Als het maar niet te heet wordt’, dacht Beer.
Een paar meter verderop sloop een poesje langs de heg. ‘Lief beestje’, dacht Teun. ‘Rot kreng’ snoof Beer en hij blafte wild. Beer begon aan de riem te trekken. Om de hoek kwam Bello aan, een klein wit hondje met haar baasje Irma. Teun werd zenuwachtig. Hij vond Irma lief en wilde een stoere indruk maken. Daarom trok hij aan de riem: ‘Braaf Beer!’ Beer dacht: ‘Waarom vindt mijn Baasje Bello niet leuk? Ze ruikt toch zo lekker!’ Ze kwamen langs de kersenboom van de mensen op de hoek. Teun keek omhoog. Hij zou straks in de boom klimmen als de kersen rijp waren. Hij verheugde zich er al op. Beer dacht ongerust: ‘Wat moet mijn baasje boven in de boom?’ Hij snuffelde wat aan de stam en toen tilde hij een achterpootje op en was ook gelukkig. Als de beste maatjes liepen Teun en Beer door dezelfde straat, ieder in een andere wereld.