zwoegen voor de Heer


Wanneer wij de geschiedenis van de Kerk nagaan, dan ontdekken wij dat de groei niet vanzelf is gegaan. Het lijkt soms op de springprocessie te Echternach: drie passen vooruit en twee passen achteruit. Al in het begin zei de apostel Paulus tegen de mensen van de jonge kerken dat wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnen gaan. We merken dat vele religieuzen zich heel wat hebben moeten ontzeggen om in het verleden dienstbaar te zijn aan mensen. In een tijd van armoede hebben zij bijgedragen aan betere zorg, onderwijs en andere opvang. Maar hetzelfde geldt ook voor vele ouderen. Hun motto was: onze kinderen moeten het beter krijgen dan wij. En ook zij hebben door spaarzaamheid de welvaart steeds meer mogelijk gemaakt. Het typisch is dat mensen die niet hebben hoeven te zwoegen om een beter leven te krijgen het gevoel hebben dat alles vanzelf is gekomen. En daardoor zie je dat we ongemerkt een aantal stappen terug aan het zetten zijn. Het besef dat wij elkaar nodig hebben en ons moeten organiseren heeft plaats gemaakt voor het individualisme. We zijn steeds meer kennis gaan verwaarlozen omdat we gemakkelijk datgene wat we nodig hebben kunnen oproepen op de computer. Ook op het gebied van het geloof merken wij dat er slechts een kleine groep is voor wie God een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het bestaan. En daardoor is datgene wat in verleden aan geloof en kerk zijn is opgebouwd snel vergeten en wordt datgene wat niet goed was uitvergroot. Dit alles doet ons beseffen dat het Kerk zijn zich altijd beweegt, nooit af is, maar voortdurend onderhoud en vernieuwing nodig heeft.

Zeker in deze tijd komt het verdwijnen van bepaalde verworvenheden in een ander licht te staan. Wat wij op het eerste moment beschouwen als verlies, zouden wij ook kunnen duiden als een uitzuiveren van zaken. Datgene wat alleen maar een omhulsel is, wordt nu ontmanteld en op zijn inhoud getest. Dat dit gebeurt doet best wel pijn, want de vraag doet zich voor: hoe moet het nu verder? Er worden ons vanuit de lezingen enige gedachten aangereikt. Geloven in de verrijzenis betekent heel concreet dat wij kunnen zien en geloven in wat aan nieuwe dingen tot stand komt. Terwijl de massale volkskerk langzaam aan het verzanden is, zie je een aantal mensen in allerlei nieuwe bewegingen de draad van het geloof weer oppakken. Voor hun worden woorden uit het evangelie weer als nieuw en heel kenmerkend is vaak hun optimistische instelling. De buitenstaander, die blijde gelovigen ziet, kan haast zijn ogen niet geloven en ergert zich daar soms ook aan. "Wat valt er nog te lachen in deze tijd". Terwijl deze enthousiastelingen aan elkaar melden wat er aan mooie dingen is gebeurd: die sfeervolle gebedsmiddag, dat bezoek aan die eenzame mens of die zieke waar niemand maar omkeek. Het zijn vaak geen grote dingen, maar als je met het kleine tevreden bent wordt dat een goede basis om vanuit te leven. Vertellen over alles wat door medewerking van God aan goede dingen tot stand is gebracht, doen wij misschien te weinig in ons leven praktiseren. Maar ook het woord van Jezus dat afbraak nooit zonder zin is en dat in het sterven weer het nieuwe leven zichtbaar wordt. Jezus is niet dood, luidt de boodschap van Pasen, zijn leven gaat door. Er breekt weer een tijd aan dat men op een nieuwe manier tegen Jezus' leven aankijkt en daardoor wordt een geloofsgemeenschap vernieuwd. Daar waar de liefde weer opnieuw opgepakt liggen weer nieuwe kansen voor de geloofsgemeenschap, want de liefde is de kracht van de Kerk. Niet voor niets zegt Jezus, voordat Hij naar de Vader terugkeert: Gij moet elkaar lief hebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat Gij mijn leerlingen zijt. Als gij de liefde onder elkaar bewaart.

Hier zit ook het pijnpunt van onze tijd. In alle geledingen zien wij dat het rommelt. Regelmatig valt een kabinet omdat bepaalde richtingen daarin een kans zien om zich zelf opnieuw op de kaart te zetten. Gezinsverbanden vallen uit elkaar, maar ook verenigingen hebben het niet gemakkelijk. Mensen zijn niet meer gewend om rekening te houden met elkaar, maar kiezen er voor om te doen wat zij zelf op dat moment leuk vinden. Momenten die eigenlijk een ideale gelegenheid zouden zijn om na te denken over oorlog en vrede, vrijheid en onderdrukking, worden ingevuld met vakanties en vrije tijd zodat wij niet aan al die moeilijke dingen hoeven te denken. Dit alles brengt ons ongewild in een nieuwe tijd. Waar mensen niet voor vechten, glijdt geruisloos weg uit je handen. Waar je zelf geen verantwoordelijk neemt, neemt een ander de regie over. Terwijl wij veelal het afsterven meemaken, vervult dit de gelovige met nieuwe hoop. In mensen zit diep verborgen het verlangen naar leven en uiteindelijk weer terugrijpen op God. Het Rijk Gods komt niet vanzelf. Je moet er voor zwoegen. Maar altijd zullen er mensen zijn die dat als hun taak zien en zo weer opnieuw worden: wegbereiders voor de Heer. In hen wordt zichtbaar wat de verrijzenis van de Heer voor ons leven inhoudt.