Petrus en de geliefde leerling (2007)

Petrus en de andere leerlingen zijn naar hun gewonen leven teruggekeerd. Het was nacht, staat in de tekst. Misschien is dat de beste tijd om te vissen, maar de schrijver begrijpt het zeker ook symbolisch: het is nog duister in en rond de leerlingen. Ze vangen niets. Ook het meer is symbool van de oude gesloten wereld, het oude Israël dat niet ziet wat God heeft voorzien. Maar intussen is de zon opgegaan en breekt een nieuwe dag en een nieuwe tijd aan. Alleen de geliefde leerling ziet dat en wijst de anderen erop. Hij ziet doorheen de sluier en herkent hoe Gods kracht in Jezus werkzaam is. Na de herkenning, na het geloofsinzicht vangen de leerlingen plots veel vis. 153 stuks. Misschien doelt het getal op het aantal soorten dat men in die tijd kende als symbool voor de blijde boodschap die voor alle volkeren is bestemd. Maar het getal 153 is ook de optelsom van het hebreeuwse woord ha-pesach ‘Pasen’.
Als de leerlingen met hun vangst aan land komen, ligt daar reeds een vuurtje te smeulen en speelt Jezus zelf de rol van gastheer die hun brood en vis aanbiedt, net zoals in het broodwonder. Het geloof in Gods heilzame werking is niet ontstaan in angstige mensen die zich achter gesloten deuren hadden verschanst, maar ergens in de open vrije ruimte van Galilea, het buitenland, waar mensen open stonden voor het nieuwe, midden in het dagelijkse leven. Het geloof in de verrijzenis en de nieuwe nabijheid van Jezus is niet het resultaat van een soort rationele reflectie van de leerlingen, maar groeit vanuit een initiatief van de verrezen Heer. Ik heb de indruk dat men in de discussies vandaag over de verrijzenis (hoe moet ik mij dat voorstellen? Is er leven na de dood?) vergeet dat het allereerst om een geschenk gaat, iets dat je maar kunt zien omdat God je hart en ogen verlicht.

Tot hier de eerste betekenislaag van dit verhaal. Maar ook de andere verrijzenisverhalen gaan een beetje in die trant. Er moest dus nog een andere reden bestaan waarom iemand het nodig vond deze tekst aan het evangelie toe te voegen. Daarom enkele woorden uitleg omtrent dit evangelie van Johannes.

Wie de auteur van het vierde evangelie is, weten we niet. Men noemt hem Johannes, maar het evangelie is wellicht geschreven rond het jaar 90 als Johannes of de geliefde leerling reeds gestorven is. Toch steunt dit evangelie helemaal op wat die leerling heeft verteld en krijgt hij in het verhaal een bijzondere plaats. Aan hem vertelt Jezus wie Hem zal verraden. Het was de geliefde leerling die onder het kruis stond en tot wie Jezus zei ‘je geliefde zoon’. Na de dood komt de geliefde leerling het eerste bij het graf, maar hij laat Petrus voorgaan. En ook in het verhaal dat we juist hoorde is hij het die Jezus het eerst herkent en zegt: ‘Het is de Heer’. Ongetwijfeld heeft deze lieve vriend een bijzondere plaats gekregen in het hart van Jezus. Petrus wordt in het evangelie voorgesteld als een bange twijfelaar, een ontrouwe leerling.
In deze toegevoegde tekst wordt Petrus als haantje de voorste, die in het water springt, de man van de actie, de leider van de kerk. De geliefde leerling is echter degene die ziet en anderen de ogen opent.

Op het moment dat deze tekst werd geschreven zijn de twee hoofdspelers, Petrus en Johannes, gestorven. We weten ook dat beide hun eigen geloofsgemeente hadden, de een in Efese, de ander in Rome. Maar er is een vervreemding ontstaan tussen hun aanhangers. De kerk van Efese voelde zich achtergesteld door die van Rome, die zich teveel als leidster begon op te dringen. Er was wrijving ontstaan. Vandaar dat een andere auteur van het eerste uur (bijna alle handschriften vermelden reeds dit hoofdstuk) het nodig achtte aan dit evangelie iets toe te voegen vooraleer de tekst naar Rome te versturen. Iets moest rechtgezet worden over Johannes, die Petrus lang had overleefd, en over die Petrus zelf. (cfr. J. NIEUWENHUIS, Johannes de ziener. Kok, Kampen, 2004, p. 453 e.v.)
Tot drie keer toe vraagt Jezus aan Petrus of hij Hem liefheeft en drie keer krijgt hij de opdracht zijn schapen te hoeden. Een opdracht die in Israël aan de koning werd gegeven. Anders gezegd: hier wordt duidelijk gesteld dat Petrus de woordvoerder is en hem wordt de leiding gegund. “Petrus mag de beslissingen nemen en de dogma’s formuleren. Maar de geliefde leerling heeft het gezien. En dat maakt de kern uit.” (p. 463) Dat was het compromis waarmee iedereen kon leven. Petrus als de leider, de praktische organisator, en Johannes als de ziener, degene die de diepere betekenis had gevat.

Petrus en de kerk van Rome zullen de organisatie op zich nemen. Zij zorgden ervoor dat het christendom werd verspreid, dat de kerk tot een sterke organisatie uitgroeide, enz. Toch zou het nog 3 eeuwen duren vooraleer de bisschop van Rome het echte gezag zou krijgen. Tegenover die Romeinse kerk staat de Oosterse kerk, die veeleer teruggaat op de mentaliteit van de geliefde leerling. De kerk van Efese en de daarop voortbouwende orthodoxe christenen steunden helemaal op wat een oude man hen had verteld: wat hij lang geleden had gezien, wat hem was overkomen en hoe hij doorheen de feiten een dieper heilsgebeuren had aangevoeld. Zo werd deze kerk een kerk die veeleer de liefde en de schoonheid bezingt. Helemaal niet zo praktisch, maar doordrongen van een intense verbondenheid met de verrezen Heer. Op de iconen wordt Johannes voorgesteld als ‘ho theologos’, de ziener, de beschouwer, geen dogmaticus maar een dromer in de rijke zin van het woord, een boezemvriend.
Het maakt een beetje weemoedig als je ziet hoeveel drukte gemaakt wordt rond het graf van Petrus in Rome, terwijl boven het graf van Johannes in Selçuk een verlaten en verwoeste basiliek staat. Maar hebben beide elkaar niet nodig om de Blijde boodschap haar volle gewicht te geven? Misschien mist de orthodoxe kerk een beetje dat pragmatische: het opzetten van onderwijs, van ziekenzorg, de opbouw van een samenleving steunend op gerechtigheid. Maar onze katholieke kerk heeft zoveel nood aan dat mystieke, dat gevoel voor schoonheid en symboliek, en vooral dat sterke gevoel voor democratie. In dat opzicht kan dit laatste hoofdstuk van het evangelie van Johannes ons echt iets leren.