2e Paaszondag C (2013)

Misschien is het u opgevallen, maar we hebben dit weekend twee thema’s. Het staat boven op de orde van dienst. Het eerste is: Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid en het tweede is: Geloof en Ongeloof.

Het eerste, over de Goddelijke barmhartigheid is een titel die speciaal aan deze tweede zondag van Pasen is gegeven. Deze heette en heet vanouds 'Beloken Pasen.' De eerste Paasweek wordt gesloten. De eerste zondag van Pasen is de paaszondag zelf, verleden week, en de tweede zondag van Pasen is Beloken Pasen, vandaag en morgen, de luiken van de Eerste Paasweek gaan dicht. Heel deze week is als een grote feestdag geweest. Aan deze zondag is nu een nieuwe titel gegeven: Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid.

Wanneer u voldoende zicht vanuit de Kerk hebt op de glas-in-loodramen, dan ziet u in het tweede raam vanuit het midden naar rechts, het tafereel van dit Evangelie. U ziet Jezus in het midden van zijn leerlingen. Zijn kleed is geopend, zijn handen zijn geopend, en zijn handen hebben de spreekhouding. Het is het raam van het sacrament van de biecht, dat naast het raam van de Eucharistie is geplaatst. Jezus spreekt de woorden van dit Evangelie, ‘Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, dan zijn ze niet vergeven.’

Daarmee vinden we de link naar deze zondag van de Goddelijke Barmhartigheid. Hoe kan God zijn barmhartigheid nu méér tonen dan in de vergeving van de zonden. Het grote feest van Pasen wordt omgeven door dit thema: ‘Vergeving van de zonden.’ Op Witte Donderdag zegt Jezus: ‘Dit is mijn Bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden.’ Op Goede Vrijdag, zegt Jezus, stervend aan het kruis: ‘Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Daarna gaf Hij de geest. Op Pasen, de eerste zondag, de verrijzenisdag, verschijnt Hij ‘s-avonds, Hij blaast over hen de woorden: ‘Ontvang de heilige Geest’ en zegt: ‘Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, dan zijn ze niet vergeven.’

Pasen en de Paastijd, als het feest van vergeving. In de paasdagen heb ik het eerder gezegd: Dit is het verlangen van de Vader: 'Vergeving.' Weg met die zonden. Al zijn ze duizendvoudig, Ik wil ze niet meer zien, Ik wil mijn grootmoedigheid tonen, mijn liefde, de grootheid van mijn hart, ik wil vergeven, niet alleen nu, maar alsmaar door, die dienst geef ik aan jullie, dit wordt jullie taak. Het is heel bijzonder, de leerlingen krijgen hier een goddelijke zending; zondervergeving namens God.

Misschien is dat niet meteen duidelijk. Weet u nog hoe in het Evangelie een keer een paar mannen liepen te sjouwen met een verlamde en ten einde raad, vanwege de menigte, hem door het dak lieten zakken tot voor Jezus’ voeten. Dan zegt Jezus deze wonderlijke woorden: ‘Vriend, je zonden zijn vergeven.’ De farizeeërs reageren furieus; “Hoe haalt hij het in zijn hoofd, wie kan zonden vergeven dan God alleen, hij meet zich een goddelijke status aan. En dat is waar, doordat Jezus openlijk en nadrukkelijk zonden vergeeft, neemt Hij de plaats in van God Zelf. Hij is degene die in Gods Naam de mensen de zonden vergeeft. Hij is degene die namens God het oordeel uitspreekt, en wat zegt Hij als Hij het oordeel uitspreekt: Vriend, je zonden zijn vergeven.’

Een wonderlijk Evangelie. In dit Evangelie vallen Pasen en Pinksteren op één dag. Wat bij Lucas pas op Pinksteren gebeurt, dat de heilige Geest over de leerlingen komt, gebeurt hier op de avond van Pasen; Jezus blies over hen en zei: ‘Ontvangt de heilige Geest....’ net als eens bij de eerste mens, toen nam God kleiaarde, vormde een mens, en blies hem zijn adem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen, door Gods adem die hem in de neus geblazen was. Vandaag is het Jezus die zijn adem blaast, over leerlingen uit de mensen genomen, en geeft hen de macht die Hijzelf had, de vergeving van de zonden, de goddelijke zending.

Mooi toch? Maar ja, we hebben één probleem. Wat is zonde? Doen wij nog zonde? De meesten zeggen: ‘Welnee’, laat je dat toch niet aanpraten, daarvan zijn we gelukkig bevrijd, eindelijk los van dat idee dat we zondaars zijn. We doen toch allemaal ons best, en fouten maken is menselijk. Dat weet God heus wel.’

Waar zit het evenwicht. We kennen de uitspraak van Petrus, bij een van de wonderbare visvangsten: ‘Heer ga weg van mij, want ik ben een zondig mens.’ Een andere keer zegt Jezus: ‘Ofschoon jullie slechts zijn, weten jullie toch goede dingen aan je kinderen te geven.’ Jezus zegt dat wij mensen slecht zijn. En als Petrus tegen Jezus ingaat, omdat Petrus niet wil dat Jezus gemarteld en gedood zal worden, zegt Jezus: ‘Ga weg, Satan, want jij wil niet wat God wil, maar wat mensen willen.’

Als wij niet meer zien wat zonde is, dan is dat een teken dat we ver weg van God en zijn ideaal zijn afgedwaald. Als wij ons niet meer bewust zijn dat we zondaars zijn, en dagelijks moeten werken aan onze vervolmaking, dan zijn we waarschijnlijk weggezakt in tevredenheid en zefgenoegzaamheid. Want dan hoeft God niet barmhartig te zijn, dan hoeft God niet te vergeven, dan hoeft Jezus hen niet die opdracht tot vergeving van de zonden te geven, want dan hebben wij het niet nodig.

Met de zonde is iets heel vreemds aan de hand. We zien het eerder aan anderen, dan aan onszelf. Maar ook dan zien we het soms niet, misschien om onszelf niet te hoeven compromitteren. Wat mevrouw Borst uithaalt is een zware zonde, maar niemand noemt het nog zo. De taal is verdwenen, het gevoel is verdwenen, het besef is verdwenen. We hebben het verdrongen, ontkend en weten inmiddels niet meer echt wat het is.

Laten we het eens vergelijken met hygiëne. Stel: we worden steeds slordiger, wassen minder, wassen ook minder af, het is toch van jezelf, we zijn toch niet vies van elkaar? Het huis wordt niet meer opgeruimd, ‘morgen ligt het er toch weer!’ Je komt wel eens sociale indicaties tegen, waarbij het huis totaal vervuild is. Ongedierte kruipt over van alles, etensresten en andere resten, troep, viezigheid, alles door elkaar en er wonen mensen in. De dokter komt op bezoek en zegt: 'Zouden we niet eens wat gaan opruimen, hier is toch niet in te leven?' En de bewoner zegt: 'Daar is geen beginnen aan, zo is mijn leven nu eenmaal.' 'Ja maar hierdoor wordt u zo ziek.' 'Nee, dat geloof ik niet. Wat heeft mijn hoofdpijn nu te maken met de afwas en wat heeft mijn buikpijn te maken met de spullen in de gang?'

Wat voor de dokter duidelijk is, is dat niet voor die mens. Zo is het met de zonde ook. Geestelijk grote schoonmaak houden, opruimen, geestelijke hygiëne bevorderen. Wat is het mooi dat Jezus daarvoor het sacrament van Gods Barmhartigheid heeft gegeven. En wat zouden wij verstandig zijn, als we het meer zouden gebruiken. Amen.