Vertrouwen, ook al zie je niet C (2013)

Het evangelie vandaag vertelt hoe de traditie van Jezus' leerlingen begonnen is om op de eerste dag van de week samen te komen. Ze zijn ermee begonnen op de paasdag zelf: als er staat "op de avond van de eerste dag van de week", dan is dat die dag na de Sabbat, toen 's morgens Petrus en Johannes naar het graf waren gegaan en het leeg hadden gevonden. En dan kwam Maria Magdalena vertellen dat ze hem gezien had... maar blijkbaar geloofden ze haar niet, want 's avonds sluiten ze bang zich op.

En toch, ondanks hun ongeloof kwam Jezus binnen... Die overweldigende ervaring hebben ze beleefd en gevierd, elke eerst dag van elke volgende week. "Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen"....

Die wekelijkse vieringen waren meer dan het ophalen van een dierbare herinnering. Het verhaal is verder verteld in de jonge kerk, het wordt ons vandaag verteld, omdat het de betekenis van ons wekelijkse vieren duidelijk maakt: als zijn leerlingen samenkomen, die eerste dag van de week, geloven zij dat Jezus in hun midden is, dat hij de vrede brengt, dat hij ons zendt, vandaag, zoals de Vader hem heeft gezonden: om de blijde boodschap te verkondigen, om al weldoende onder de mensen rond te gaan. Elke zondag is het Pasen.

Jezus is onder ons, de vredebrenger, de levende. Het is dezelfde Jezus als die gekruisigd werd. Hij is een mens zoals wij: hij heeft ons leed tot in de gruwelijkste diepten gedragen. Daarom toont hij ons zijn wonden. Die zijn niet verdwenen.

Geloven in de verrijzenis betekent niet: geloven dat we het lijden kunnen ontwijken. Ook Jezus kon en wou het niet. Het betekent: geloven ondanks alles dat zelfs verschrikkelijk lijden de weg kan zijn naar nieuw, echt leven. Bij God is niets onmogelijk.

Is het een blind geloof? In de letterlijke zin wel: Thomas leert ons dat echt geloof het niet nodig heeft dat we de verrezen Heer kunnen zien en betasten. Maar, zegt onze tekst vandaag ook: er zijn zovele tekenen die ons op weg kunnen zetten naar het geloof dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Tekens zijn als wegwijzers: je moet ze willen lezen om de weg te vinden, je moet ze willen zien. Jezus heeft vele tekenen gedaan, maar ze werken alleen als men er voor open wil staan, als men zich wil laten raken door Jezus.

Dat geldt ook voor de wonderen: op zichzelf waren die niet genoeg om mensen tot geloof te brengen. En, staat er op vele plaatsen in het evangelie: het waren meestal de eenvoudigen, de kleinen, de zwakken, de mensen zonder pretentie, die begrepen hebben wat de boodschap van Jezus was, en die hadden daar geen mirakels voor nodig.

De evangelist zegt op het einde van onze evangelietekst dat er veel meer tekens zijn die Jezus gedaan heeft, dan die er opgetekend zijn. Ik denk dat er in de eerste lezing over zulke tekens verteld wordt. De gemeenschap van de jonge kerk deed "wonderen": zij leefden voorbeeldig eensgezind, zij wekten hoop bij wanhopigen, zij brachten rust aan rustelozen.

Zij waren bezield door Jezus, hij was in hen aan het werk. In zijn geest verkondigde de jonge kerk de Blijde Boodschap in woord én daad: en velen begrepen dat teken: zij geloofden in het evangelie.

Wij, de kerk vandaag, wij kunnen ook een teken zijn dat Jezus leeft en leven geeft. Ook wij worden gezonden door Jezus die in ons midden staat, ons vrede brengt, ons bezielen wil met zijn geest. Wij zijn teken, ieder op onze manier, groot of klein, jong of oud, door de manier waarom wij leven, in het goede dat we trachten te doen voor elkaar, in het lijden dat we proberen te dragen.

En misschien, misschien, ik wil voorzichtig zijn, kan onze grote kerk vandaag ook een teken zijn, die kerk met al haar zwakheden en schandalen. Iemand vertelde me dat zij – per ongeluk natuurlijk – naar die reeks over de Borgia's gekeken had: met al dat bloot, geweld, en sjieke kardinalen en pausen...

Het was in de periode dat de vorige paus ontslag nam en dat conclaaf begon. Lopen die huidige kardinalen toch wel rond in dezelfde kostuums en decors als in die film! Je zou denken: zie je wel, er is niets veranderd, die pracht en praal én corruptie zit er nog altijd.

Maar kijk, uit die pracht en praal komt een nederige oude man te voorschijn. Niemand heeft hij tot nu toe veroordeeld. Geen geen vorst wil hij zijn, maar een dienaar, die gevangenen opzoekt, zieken en kinderen troost, en in een eenvoudig appartementje woont in dat Vaticaan. Misschien is dat ook een teken dat de geest waait waar hij wil, ook in het Vaticaan dat soms een witgekalkt graf lijkt, maar dat – met Gods hulp - misschien het graf kan worden waaruit een vernieuwde kerk verrijst.

Het is onze zending, van de hele kerk, een teken te zijn dat bij God niets onmogelijk is, dat kwaad en lijden overwonnen kunnen worden, dat wij, kleine mensen niet bang moeten zijn. De Heer komt vandaag, hier, doorheen de gesloten deuren van onze moedeloosheid en zegt ons "Vrede zij met u".