Vroeg op de eerste dag van de week (Joh. 20,1)

Benedictus van Nursia (480-547), Franciscus van Assisi (1182-1226), Clara van Assisi (1194-1253), Ignatius van Loyola (1491-1556), heiligen met charisma, paasmensen. Ze leverden door hun invloed en deze van hun volgelingen spannende bladzijden voor de kerkgeschiedenis. Ze waren aanwezig bij de pauswissel van paus Benedictus XVI naar Paus Franciscus. De ene paus verzegelt, de andere ontzegelt. "Un Papa bolla, un altro sbolla", een Romeins gezegde. Benedictus en Franciscus voegen elk een mooie bladzijde toe aan de kerkgeschiedenis van de 21° eeuw. Zij leid(d)en ons allebei naar het vroege begin van de kerk, bij Petrus en de elf en bij de vrouwen van de paasochtend. Na het conclaaf dromden, zoals bij het eerste pinksterfeest in Jeruzalem, mensen samen (Hnd. 2,6) op het Sint-Pietersplein te Rome en in straten en op pleinen van Buenos Aires. Nieuwsgierigen en belangstellenden volgden, alleen of met anderen, het gebeuren langs de TV. De meest enthousiaste onder hen dachten wellicht aan het lied: “De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt”.  

Paus Franciscus nodigt uit om te doen wat een christen altijd te doen heeft: “camminare, edificare, confessare Gesù Cristo Crocifisso.” Op weg gaan, opbouwen, ons bekennen tot Jezus en deze als de gekruisigde en de verrezen verkondigen. Tijdens zijn inaugurale homilie voegde paus Franciscus er de opdracht aan toe ‘behoeder’ te zijn en ‘zorg te dragen’ voor wie en wat God ons toevertrouwt, zorg voor de schepping, zorg voor onszelf, zorg voor de medemens, vooral voor de arme en de zwakke. De nieuwe paus zorgt voor een zonnestraal en bevestigt hiermee een woord van Franciscus: “Un raggio di sole è sufficiente per spazzare via molte ombre”, Eén zonnestraal is voldoende om het duister te verminderen.” Zo gaat iets in vervulling van het conciliegebed van de zalige Joannes XXIII: 

Laat het Pinksterwonder opnieuw werkelijkheid worden

en geef uw kerk, dat zij volhardend met Maria, de Moeder van Jezus,

in eensgezind en vurig gebed en onder Petrus' leiding
het Rijk van de goddelijke Verlosser moge uitbreiden,
het Rijk van waarheid en gerechtigheid,
het Rijk van vrede en liefde.

Dit hangt niet enkel af van de bisschop van Rome. Hoe ver waag ik me op de weg van gerechtigheid, creatieve soberheid en solidariteit met de armen? Langs deze weg brengen we de vreugde van de paasmorgen en verspreiden we pinkstervonken. Elke christen is geroepen het paaslicht door te geven. “Een christen is een getuige van de verrijzenis en het leven van de Heer Jezus en het teken van de levende God” (Lumen Gentium, 38). En elke mens draagt in zich de trekken van de gekruisigde en de verrezen Christus, omdat Jezus zich met elke mens verenigt (Gaudium et Spes, 22). Zalig paasfeest. 

Vroeg op de eerste dag van de week (Joh. 20,1)

Misschien zijn we even zo gehaast als Petrus en Johannes om naar het graf te lopen, wanneer we horen dat er daar iets te zien is. Misschien zijn we nog haastiger dan de beide apostelen om er nadien van weg te lopen.

Haast en gejaagdheid beletten dat wij lang bij een gebeuren of bij een tekst verwijlen. Het vierde evangelie neemt tijd en wijdt aan het paasgebeuren twee hoofdstukken (hoofdstukken 20 en 21). Een aantal commentatoren beschouwen dit laatste hoofdstuk als een toevoegsel en houden het voor een epiloog.

Kunnen we op paaszondag of tijdens de paasweek tijd nemen om het twintigste hoofdstuk - dit van het nieuwe begin - in één ruk te lezen? Bij de vier evangelisten komen wij in contact met de eerste getuigen van de Verrezen Jezus, hij die aan het kruis is gestorven. Nochtans was er niemand bij in die paasnacht. Niemand heeft de opwekking uit het graf gezien. Maar zij die met Jezus waren en gezien hadden hoe hij stierf, getuigen dat hij opnieuw werkzaam aanwezig is, niet meer als aardse maar als hemelse Heer.

In de paastijd begeleidt Johannes ons op onze geloofsweg. In zijn spreken over Jezus is er altijd een dubbele invalshoek. Hij heeft een hoge visie over Jezus. Deze is immers het Woord, dat voor altijd bij de Vader is. Daar is de bron van zijn heerlijkheid. Jezus komt van de Vader en keert tot Hem terug. Doorheen het vierde evangelie breekt altijd iets door van deze verbondenheid en heerlijkheid. Jezus sprak met gezag. Elk teken, dat hij stelde, verwees ernaar.

Jezus is bij Johannes heel beslist mens. “Het Woord is vlees geworden.” Het heeft zich daar geborgen. Hij was de man die stapte door Galilea en Judea. Hij kon moe zijn van de tochten. Hij heeft geleden en is op het kruis gestorven. Johannes zag daarin al een verheffing. In de verrijzenisverhalen zoekt Johannes een taal om te verwoorden hoe deze Jezus die als mens onder ons was, nu op een nieuwe wijze aanwezig is en welke zending hij ons toevertrouwt. Johannes komt elke paaszondag aan het woord in het leesjaar C.

De evangelist vertelt over het nieuw begin van een week, over die gevulde eerste dag en die verrassende achtste dag. Hij neemt ons in een dubbele beweging mee. In de loop van het hoofdstuk vermeerdert de aandacht voor een lijfelijke aanwezigheid van de Verrezen. Petrus en de lievelingsleerling zien enkel de lijkwade en het zweetdoek. Maria Magdalena hoort de stem van Jezus en ziet hem. Op de avond van die eerste dag toont Jezus aan de leerlingen zijn wonden. Op de achtste dag mag Thomas deze zelfs aanraken. Hij mag als het ware met de hand de identiteit vaststellen tussen de gekruisigde en de verrezen Jezus. Onderwijl is hun geloof steviger en expressiever geworden. De geliefde leerling gelooft zonder Jezus te zien. Maria gelooft als Jezus haar aanspreekt. De avond van Pasen mogen de leerlingen zich verheugen bij de verschijning van de Heer. Bij Thomas is alle twijfel weg als hij de lichamelijkheid van de Heer mag zien acht dagen later. Hij spreekt dan zijn geloof uit: “Mijn Heer en mijn God.” Wij zijn dan bij het eerste slot van het Johannesevangelie waar deze zegt dat hij het evangelie schreef opdat ook wij zouden geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God en dat wij daardoor ten volle mogen leven.

Bij Johannes is het die eerste paasochtend nog donker. Maria Magdalena is al bij het graf. Bij de synoptici ging zij met andere vrouwen om het lichaam te balsemen. Bij Johannes was dit symbolisch al eerder voltrokken, zes dagen voor het Pesach (Joh. 12,1-8). De evangelist geeft geen verklaring waarom Maria er is. Het was omdat zij van de Heer hield dat zij in de vroegte naar het graf ging. De liefde is de toegangsweg. Omdat wij van de Heer houden, vieren wij in de paasnacht en op paaszondag met gans de christenheid zijn Verrijzenis. De Heer is waarlijk opgestaan. Alleluia. Maria gaat de apostelen melden dat de Heer weggenomen is. Op deze negatieve boodschap volgt later in de ochtend haar positieve boodschap aan de leerlingen: “Ik heb de Heer gezien” (Joh. 20,18). Maria Magdalena krijgt een belangrijke rol toebedeeld. “Samen met Maria, met de Samaritaanse en met Martha en Maria, vertegenwoordigt zij de vrouw in de geschiedenis van het heil dat door Christus wordt gebracht. En het is wellicht geen toeval dat zij de eerste is om de Heer te herkennen. Ook de Samaritaanse was de eerste van haar volk om de Heer te aanvaarden; en wie evenaarde ooit Maria van Bethanië in haar uiting van dankbare liefde?” (H. Servotte, Johannes literair, p. 105).

Maria Magdalena ziet dat de steen weggerold is. In alle evangelies wordt aangegeven dat het graf leeg is. Het lege graf zegt enkel dat Jezus daar niet meer is. Het kan een teken zijn voor de verrijzenis. De hypothese van roof gaat niet op. Alles is mooi opgeplooid. Twee leerlingen, Petrus en Johannes stellen dit vast. Zij hebben dramatische dagen achter de rug. Ze waren er bij tijdens de passie. Petrus met zijn geweld en met zijn verraad; Johannes had de lijdensnacht meer van nabij gevolgd. Hij stond zelfs onder het kruis van Jezus. Samen trekken ze op. Geen rivaliteit. Petrus eerder afstandelijk en zakelijk; Johannes meer bewogen. Hij is de eerste om te geloven. Hij is de beminde leerling. Alweer is liefde de toegang tot de verrijzenis. Zij ziet wat anderen nog niet zien. Zo wij met liefde de Schriften lezen, zal de Verrezen Heer ons meer nabij komen. De liefde is de sleutel tot de verrijzenis. Ze huist bij de Vader, die uit liefde zijn Zoon verheerlijkt heeft, hem optilt en verheft. (A. Denaux en H. Mardaga, Johannes’ verrijzenisverhaal in Collationes, 2005,1 p. 5-39).