Een tijd vol verwachting (Lc. 3,15)

De Jordaan is een rivier. Ze stroomt naar de Zoutzee in de hoop dat deze eens vol zoet water mag zijn. Zo droomde Ezechiël in een visioen over het water dat uit de tempel zal stromen en vruchtbaarheid zal schenken. “Als dit water in de Dode Zee aankomt, wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven” (Ez. 47,9). Hij wees op de belofte van de Heer die zijn volk zal zuiveren. “Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven” (Ez. 36,26).

Water, het is levensnoodzakelijk. Het lest de dorst en geeft vruchtbaarheid. Water zuivert. Water het is bedreigend. Het kan overstromingen veroorzaken. We kunnen er in ten onder gaan. Wie onder gedompeld wordt, hoopt spoedig opgetrokken te worden en gered. Water, je kan erin verdrinken en water, het kan een schip dragen.

In veel religies heeft het water een rol: de Ganges in India, reiniging vóór het gebed in de moskee, de mikwe bij orthodoxe joden.

De Doper

Ten, tijde van Johannes de Doper waren nog andere doopbewegingen bekend, zo bij de groep van de Essenen. Het optreden van Johannes, de zoon van Zacharias, is verbonden met het toedienen van het doopsel. Hij gaat de geschiedenis in als Johannes de Doper. Zo staat hij in vele kerken afgebeeld, meestal in een doopkapel. In het schilderachtige Duinenkerkje van Mariakerke/Oostende staat in een zijkapel, toegewijd aan Sint de Doper, beelden van Jezus en van Johannes, die het doopsel toedient aan Jezus. (Dit beeld werd gestolen in mei 1961 maar teruggevonden in Namen in 1981. Het altaar in deze zijkapel is toegewijd aan Sint Cecilia).

Het doopsel dat Johannes toediende, gaat gepaard met zijn prediking over Gods oordeel en zijn oproep tot bekering. Veel volk, vooral uit Judea, komt er op af. Het was blijkbaar een gunstige tijd, waarin mensen verlangden naar een ommekeer. Een verlangen naar betere tijden, een openheid naar God. Terwijl de Romeinse keizer de plak zwaait, schept Johannes een nieuw perspectief. Onder hen, die kwamen uit Jeruzalem, waren mensen die ontevreden waren met de gang van zaken in de tempel. En daar kwam een man uit Galilea. Hij schuift aan in de rij. Johannes kent hem en is er over verwonderd dat Jezus vraagt om gedoopt te worden.

Elk van de vier evangelisten maakt melding van het doopsel van Jezus door Johannes. Zoals Johannes hebben zijn tijdgenoten en later de volgelingen van Jezus zich daarbij vragen gesteld. Hoe kan het dat Jezus, van wie we belijden dat hij zonder zonden was, zich toch laat dopen? “In alles aan ons gelijk, behalve in de zonde” (Hebr. 4,15). De grootheid van een mens is dat hij zich diep kan bukken. Jezus die zich onderdompelt in het water, zal in Jerusalem de doop van het kruis ondergaan.

“Jezus heeft de stem vernomen;

Hij is in de rij gaan staan.

Hij wou ook dat me Hem doopte,

Hij daalde in de Jordaan.

Zie het Lam, zei toen de Doper,

De Messias die ons redt.

En een duif kwam toegevlogen.

Wie heeft daar toen op gelet?

Uit de wolken klonk teder:

Dit is mijn beminde Zoon.

En nog stond de Heer in ’t water

In het midden van de stroom.”

(Bode die zijn weg bereidde, ZJ 131)

De hemel open

De doop van Jezus door Johannes is een openbaringsmoment. Hij hoort de stem: “Gij zijt mijn zoon de welbeminde.” Is het alleen Jezus die die stem heeft gehoord? Het zal enige tijd duren eer zijn leerlingen van hem zullen zeggen dat hij Gods zoon is; Maar ze sluiten zich bij hem aan. Enkele van de apostelen waren eerst leerling bij Johannes. Zij hebben tijdens het leven van Jezus een tijd gedoopt. Na zijn verrijzenis ontvangen ze allen de opdracht om de boodschap van Jezus uit te dragen en te dopen in zijn naam en in deze van de Vader en de heilige Geest. Wie gedoopt wordt, sluit zich aan bij Jezus en treedt tot de gemeenschap, waarvan hij het hoofd is (Mt. 28,19-20). Bij het eerste Pinksterfeest na het heengaan van Jezus lieten veel toehoorders van toespraak van Petrus zich dopen. Petrus zei: “Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen van uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden” (Hnd. 2, 38). Petrus mag enkele tijd later in Caesarea de Italiaanse cohort en zijn gezin dopen. Hij doorbreekt daarmee grenzen. Hij had begrepen dat “God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor hem heeft en, rechtvaardig handelt” (Hnd. 10,34; tweede lezing feest Doop van de Heer).

Bij het doopsel van Jezus gaat de hemel open. Wij moeten in alle richtingen kijken. Kijk rondom u, kijk naar beneden, kijk naar boven, kijk vooruit!

Jezus hoort de stem van de Vader en ontvangt de kracht van de heilige Geest. Hij is voortaan de gezalfde. Met hem begint een nieuwe dynamiek. Christus, zijn naam betekent gezalfd. Christenen zijn als gedoopten gezalfden. Ze ontvangen de Geest om te handelen zoals Jezus het ons voorleeft. Het doopsel van Jezus in de Jordaan is de eigenlijke start van de zending van Jezus, al gaat hij nadien eerst nog de woestijn in.

De woorden uit de boeken van Jesaja komen dankzij Jezus en in hem tot leven. Hij is de geliefde Zoon. Hij is Gods uitverkoren dienaar. Hij heeft een opdracht om gerechtigheid te scheppen. Hij doet dit niet met geweld. Hij heeft oog voor de zwakken. “Het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven” (Jes. 42,3; eerste lezing bij de Doop van de Heer). Het is meteen het programma van Jezus, waar een christen mag aan meewerken.

Bidden en het doen van gerechtigheid

Gedoopt worden is zich richten naar Jezus. Het doopsel is meer dan een overgangsrite, meer dan het vieren en het toewijden van een nieuw mensenkind. Het is zich enten op Jezus en de stap zetten om te groeien naar zijn maat. Dit is bijzonder sterk uitgedrukt in een brief van Dietrich Bonhoeffer (1906 – 1945), geschreven vanuit de gevangenis (Gedachten voor de doopbrief van Dietrich Wilhelm Rüdiger Bethge, mei 1944). “Ons christen-zijn, - zo schrijft hij - zal tegenwoordig slechts uit tweeërlei bestaan: bidden en het doen van gerechtigheid onder de mensen.”

"Je wordt vandaag gedoopt tot christen. Al de oude grote woorden van de christelijke verkondiging worden over jou uitgesproken en het doopbevel van Jezus Christus wordt aan je voltrokken zonder dat je er iets van begrijpt. Maar ook wij zijn zelf weer helemaal op de aanvangen van het verstaan teruggeworpen. Wat verzoening en verlossing, wat wedergeboorte en heilige Geest, wat vijandsliefde, kruis en opstanding, wat leven in Christus en navolging van Christus betekent, dat is allemaal zo moeilijk en ver weg, dat we het nauwelijks nog wagen om erover te spreken. In de overgeleverde woorden en handelingen vermoeden we iets geheel nieuws en revolutionairs, zonder het nog te kunnen begrijpen en onder woorden te kunnen brengen. Dat is onze eigen schuld. Onze kerk, die in deze jaren alleen maar om haar zelfhandhaving heeft gevochten, als was zij een doel in zichzelf, is niet in staat het verzoenende en verlossende woord aan de mensen en aan de wereld te zijn. Daarom moeten de vroegere woorden krachteloos worden en verstommen, en ons christen-zijn zal tegenwoordig slechts uit tweeërlei bestaan: bidden en het doen van gerechtigheid onder de mensen. Al het denken, spreken en organiseren moet herboren worden uit dit bidden en dit doen. Als jij volwassen geworden bent, zal de gestalte van de kerk ingrijpend veranderd zijn. De omsmelting is nog niet ten einde, en elke poging haar voortijdig tot een nieuwe organisatorische machtsontvouwing te verhelpen, zal slechts een vertraging van haar ommekeer en loutering betekenen. Het is niet aan ons de dag te voorspellen - maar die dag zal komen - dat er weer mensen geroepen worden om zó Gods woord te spreken dat de wereld er onder verandert en zich vernieuwt. Het zal een nieuwe taal zijn, volkomen a-religieus misschien maar bevrijdend en verlossend als de taal van Jezus: de mensen zullen ontsteld zijn maar zich gewonnen geven aan haar kracht; een taal van een nieuwe rechtvaardigheid en waarheid, een taal die de vrede verkondigt tussen God en de mensen en de nabijheid van zijn Rijk.

"En zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat ik aan haar doe." (Jeremia 33:9) Tot dan zal de zaak van de christen een stille en verborgene zijn; maar er zullen mensen zijn, die bidden en gerechtigheid doen en op Gods tijd wachten. Dat jij tot hen zult behoren en dat van jou eenmaal gezegd mag worden: "Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag." (Spreuken 4:18)