Nieuwjaarsdag (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Een nieuw jaar, een nieuwe preek. Tjee, alwéér preken. Sinds het begin van het Kerstoctaaf héb ik dat reeds driemaal uitgebreid gedaan: in de nachtmis, op eerste Kerstdag én op de zondag onder het octaaf van Kerstmis, het feest van de Heilige Familie. En nu dus wéér. Opnieuw worden we uitgenodigd om de blik te richten op Bethlehem, op Het Kind in de kribbe, op de herders, op Jozef en vandaag vooral op Maria, want we vieren op deze octaafdag, de achtste dag van Kerstmis, het hoogfeest van de Moeder Gods. Het kan niet op. En alwéér preken. Maar wat valt er nog te zeggen? Valt er nog iets nieuws te zeggen? Kan dit nieuwe jaar 2010 ons soms iets nieuws nog brengen, iets dat we niet al kenden, iets dat we niet al wisten? Al tweeduizend jaar lang wordt er in de christelijke kerken gepreekt. Het is een oeverloze vloed van woorden die ook uit míjn mond komen. Maar wat hebben we er aan? Waar dienen ze toe? Nog toe?

 Ach ja, het is zoals de heilige Teresa van Avila ergens zegt: Ik ben als een vogel. Ik zing steeds hetzelfde lied. Maar ik móet nu eenmaal zingen. Mijn Héer moet en wil ik bezingen. Ik kan niet anders.

 Het eerste e-mailtje dat ik in dit nieuwe jaar ontving kwam van een mevrouw die pas haar man heeft verloren. Ze is van katholieken huize, maar beschouwt zichzelf al lang niet meer als "gelovig". Ze schreef mij nu: "Wij strompelen voort en doen ons best. Het zou préttig zijn als iemand daarboven ons gadesloeg, ons diepste wezen kende. Maar dat is een menselijke gedachte, voortkomend uit onze behoefte aan troost, appellerend aan onze diepe eenzaamheid, god als uitvinding van de mens, dat zoogdier dat de ratio aankan."

 Ja, bij zulke woorden moet ik denken aan wat de onvergetelijke pater van Kilsdonk S.J., talloze jaren studentenpastor hier ter stede; aan wat híj ooit zei: "Als ik met een ongelovig iemand praat, dan is het net of ik mezelf hoor." Zo is het. Die woorden van die mevrouw die net haar man verloren heeft: ze zijn woord voor woord te begrijpen en méé te denken en méé te voelen. (...) En daar komen wíj dan aan met onze Moeder Gods. Geloven we daar in? Is het geen geloof tegen de klippen op? tegen echt héel veel beter weten in? Kán een zinnig mens zo'n geloof wel vólhouden? "Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden (...) Moge Hij zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken" - de woorden van de aäronitische zegen uit het bijbelboek Numeri, onze eerste lezing vandaag. Maar ís er áchter, bóven en ín onze ondermaanse werkelijkheid verborgen wel zo'n "gelaat". Is die werkelijkheid niet ten diepste totaal kil en gevoelloos? Dus kun je je nieuwjaarswensen niet beter beperken tot een nuchter "Gelukkig Nieuwjaar" of "de beste wensen"? Ís die "glans van het gelaat van de Heer die Hij over je mag spreiden" niet in wezen overbodige versiering en loze praat? En blijven we in onze kerken niet maar bezig met ons daarin te koesteren als in een warm bad? Maken we onszelf en anderen niets wijs? Praten we het onszelf maar áán c.q. sméren we het "de mensen", U, maar aan en kunnen we daar maar niet beter zo snel mogelijk mee ophouden? Ben ik een handelaar in oud roest? Kunnen we de tent niet beter sluiten en ons geld niet nuttiger en beter besteden?  Zo denken mensen. Zo denk ik. Het zit ook in mij.

 Terug nu naar Bethlehem. Terug nu naar de stal en de kribbe, naar het Kind en Zijn Moeder. Daar zit zij, de Eeuwige Moeder. Het blijft een prachtig en een zeer troostrijk beeld. "Geboren uit een vrouw", ja dat zijn wij allen. Jezus vormde daarop geen uitzondering. Maar: "God heeft Zijn Zoon gezonden" schrijft de apostel Paulus óók in zijn Galatenbrief en dáár wringt hem de schoen, dát kunnen wij moeilijk of gewoon níet aannemen: zo'n buitenwereldlijke, zo'n buitenmenselijke oorsprong van een mens, van Jezus. Daar blokkeren wij. Daar stokt en staakt ons verstand. Daar kunnen wij niet bij. Ja, dat kan voorkomen in ons leven, dat wij stilvallen, gelukkig wel. Zodadelijk na deze toespraak gaat tot mijn grote vreugde gezongen worden het "O suver Maeght van Israël", een Middeleeuws, Oud-Nederlands kerstlied, zeer meditatief. Tot mijn grote verdriet zal het maar heel gedeeltelijk gezongen worden waardoor we enkele prachtige inhoudsrijke strofen moeten missen: bijvoorbeeld die over Jozef die, nadat hij begrepen heeft dat Maria is bevrucht - maar niet door hem "peynsde in sinen gronde hem waer beter gheu(v)lucht". Je zíet Jozef peinzen "in sinen gronde", in het diepst van zichzelf. Dan, verderop in het lied: de engel die de hérders toespreekt: "Met groter anxticheyde worden si beu(v)aen". En dan zégt de engel: "laet v(u) gedachten staen/ende gaet tot bethleem binnen." "Laat je gedachten stáán". Geweldig. Een prachtige boodschap, ook in deze tijd: Laat je gedachten staan, laat ze toch in godsnaam eens staan. Of doe als Maria, in het evangelie van deze dag: die dacht er wél over na, over wat de herders dan op hun beurt weer zeiden - van angstige lieden zijn zij zelf engelen of apostelen geworden die de goede boodschap van de menswording Gods verkondigen! Maria dacht erover na, - maar haar nadenken was een bewaren van die woorden in haar hart zoals er óók over gezegd wordt. Woorden bewaren in je hart als een kostbare schat. Heerlijk. Prachtig.

 Bij ons boven in de pastorie hangt op de w.c. de schitterende "Münsterschwarzacher Bildkalender", een uitgave van de Benedictijner abdij van Münsterschwarzach in Beieren[2]. Eén van de monniken daar is de beroemde Anselm Grün. Op het laatste kalenderblad van 2009 vond ik van hem de volgende tekst die ik U graag méé het nieuwe jaar in geef:

 "Voor de geestelijke traditie gebeurt het ervaren van God bij uitstek in het zwijgen. Door te zwijgen komt niet alleen de herrie in ons hart tot rust. Zwijgen betekent niet alleen dat ik mijn zorgelijke gedachten en mijn ergernissen loslaat, maar ook, dat ik ophoud om over God na te denken. De gedachten en beelden die ik heb over God zwijgen. Alleen dan, zegt Evagrius Ponticus, zullen we God erváren. Anders blijven we bij de gedachten over en bij de beelden van God staan en steken. Meester Eckehart heeft deze gedachte uit het vroege monnikendom verder ontwikkeld. Voor hem is het zwijgen het mooiste dat de mens kan doen. In de binnenkant van het zwijgen, waar nooit een gedachte komt, waar je geen plannen maakt en niet zit te broeden, waar je niet over andere mensen nadenkt en hen niet beoordeelt en waar je ophoudt een waardeoordeel over jezelf te geven, dáár wordt God in ons geboren. In het zwijgen laat je alles los. En juist dan, als jij je gedachten over God loslaat, dan laat God zich zien als de Nabije, als degene die in ons geboren wordt. In God ervaar ik dan wie ikzelf ten diepste ben."

 Aldus Anselm Grün[3] - die spreekt vanuit de eeuwenoude traditie van het christelijk monnikendom. God is mens geworden in Jezus. Maria is Zijn moeder. Zij is de Moeder Gods. Daar kun je over nadenken. Je kunt zulke geloofsuitspraken bewaren in je hart. Maar op een rijtje krijg je het nooit helemaal. Je zult er nooit helemaal je vinger op kunnen leggen en achter kunnen krijgen. Op dit punt kunnen we alleen maar zwijgen. Op dit punt past alleen gelovige óvergave. En alleen zó vinden wij ons heil. Ik wens U een Zalig Nieuwjaar. Amen.