De kleine kudde

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

'Vrees niet, kleine kudde', dit bemoedigend woord van Jezus hebben wij in deze tijd nodig als een riem onder het hart. De volgelingen van Jezus waren inderdaad maar een kleine kudde. Na een korte periode van begeestering, lezen wij in het evangelie, dat veel leerlingen Hem verlieten. Jezus moet dat heel erg gevonden hebben; zijn volksgenoten hielden hun hart gesloten voor de Blijde Boodschap en verwachtten van Hem alleen brood en wonderen. Daartoe had zijn Vader Hem niet gezonden en Hij vertrouwt meer op Hem dan op de sympathie van de mensen. Van zijn apostelen verlangde Hij hetzelfde. Het vertrouwen in zijn Vader wilde Jezus zijn apostelen meegeven: "Wees niet bang, kleine kudde, het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken." Het Rijk Gods is een gave van God en niemand zal God kunnen beletten de mensen aan zijn Rijk deelachtig te maken. Dit Rijk zal in de tijd moeten groeien als een mostaardzaadje. Het zal getekend zijn door zwakheid en zondigheid van de mensen, maar het zal toch toekomst hebben en op het einde der tijden door God voltooid worden. Wij zijn gewend geweest aan een triomfale Kerk die gezag had in de maatschappij. Wij hebben overvolle kerken gekend met rijke liturgische vieringen; een overvloed van priesters en religieuzen, die een machtig sociaal dienstbetoon in handen hadden. Nu daarentegen wankelen al de structuren van deze Kerk. De geloofszekerheid is ver te zoeken en spreekt zeker de jeugd niet meer aan, en zelfs de tot nu toe trouwe kerkgangers laten verstek gaan bij de zondagsviering. Velen vragen zich angstig af: hoe moet dat verder? Ook voor hen geldt de boodschap van de Heer: "Wees niet bang!" God zelf heeft de zaak in handen, Hij zal ons zijn Rijk geven. Niet de mens, maar God bepaalt het lot van zijn Kerk. De tijd van een traditiechristendom is voorbij en geloven wordt een persoonlijke keuze. Het goed verzorgd christendom wordt meer en meer een zorgend op weg gaan met de armsten en de kleinsten. Deze crisistijd kan voor de Kerk een tijd van bezinning betekenen, een genade; een tijd waarin gelovigen zich afvragen: wat verwacht Christus van zijn Kerk? De crisis is een oproep om terug te keren naar het wezenlijke. Het kan voor de Kerk een tijd van bekering betekenen, waarin zij zich ontdoet van het kleed van macht en rijkdom en opnieuw de pelgrimsmantel aantrekt. Wij kunnen nu weer de Kerk worden van de armen, arm aan prestatie, arm aan priesters, arm aan geld. Het is voldoende dat de Kerk zuurdesem blijft in het deeg van de maatschappij en zout wordt dat de maatschappij reinigt en bewaart.

"Wees niet bang," zegt Jezus. Wie echt gelooft, zei Paus Johannes XXIII, beeft niet. Integendeel, juist in deze tijd moet de Kerk het grote verhaal van de christelijke hoop herschrijven en duidelijk maken dat Jezus bij zijn Kerk zal zijn, nu evenzeer als Hij het was in het verleden en het zal zijn in de toekomst. Zo mogen wij ons niet defensief opstellen tegenover al wat nieuw en groeiend is. De Kerk kent zeker niet haar einde, integendeel zij zal in de toekomst een bijzondere taak te vervullen hebben. Zij zal voor velen een hoopgevende en een ondersteunende gemeenschap zijn. Zeker, elke crisis veroorzaakt angst, angst voor de verandering, angst om falende zekerheden te moeten prijsgeven. Maar gelovigen vrezen niet en gaan moedig in het licht van de Heer de toekomst tegemoet, ze gaan in opdracht van de Heer. Al is het dan misschien in het begin maar een kleine kudde: dat doet er niet toe. Als de Kerk de weg van Christus gaat door deze tijd, dan is zij zeker nog niet aan haar einde. Uiteindelijk is Jezus onze hoop en wie van de hoop kan leven, is nooit bang.