opstaan en verdergaan (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

VERJAARDAGSFEEST

Vier personen stapten uit de auto. De zon was net ondergegaan. Ze waren in een uitgelaten stemming en hadden wel zin in een feestje. Op de stoep bij de voordeur stond een oude tuinstoel. Daarin zat Abraham. Hij had een blauwe overall aan. Uit de mouwen, de broekspijpen en uit zijn nek staken bosjes stro uit. Het gezicht hing op zijn borst en er zat een masker voor. ‘Kijk, Abraham!', had iemand bij het uitstappen al geroepen. ‘Een beetje levensmoe, vind ik hem wel', giechelde een ander. ‘Een ouwe zak', stelde iemand nuchter vast. ‘Zouden we de eerste zijn?', vroeg iemand zich af, terwijl hij aanbelde. ‘Nu hebben we allemáál Abraham gezien.' ‘Toch zou je niet zeggen, dat Steffie al zo oud is!', riep iemand. En toen ineens, midden in het gekakel, -iedereen schrok zich lam - was Abraham uit zijn tuinstoel opgerezen en had geroepen: ‘Welkom bij de oude zak!' Een broer van Steffie had zich in een pop verkleed en bewees hoe springlevend Abraham nog steeds is!

 

EEN ONGEWISSE TOEKOMST IN

 

Als wij verhalen over Abraham en zijn familie vertellen, dan hebben we het over een rondtrekkende volksstam aan de rand een vruchtbaar gebied aan de Eufraat en de Tigris, zo'n 3000 jaar geleden. Daar werd al moeizaam landbouw bedreven. Graan werd er verbouwd en het land werd geïrrigeerd. Kleine stammen zwierven er rond met kuddes schapen en geiten, op zoek naar weidevelden. Het was een hard bestaan. Bij tijd en wijlen maakte een overstroming het land zilt en voor jaren onbruikbaar; geregeld vielen krijgslustige stammen plunderend het gebied binnen. Soms schokte en rommelde de aarde en konden waterbronnen van de ene op de andere dag verdwenen zijn. Toen de nood heel hoog was, zag Abraham geen toekomst meer voor zijn familie en hij besloot uit Ur te vertrekken. Die reis ging met diepe emoties gepaard. Je wist niet waar je terecht zou komen. Angst voor het onbekende moet groot geweest zijn. Nieuwsgierigheid naar ongekende mogelijkheden achter de horizon eveneens. De beslissing om weg te trekken had met de allerdiepste hoop en twijfel van een mens te maken. Met andere woorden: het besluit om op reis te gaan was religieus. Het roerde aan je diepste identiteit. Voor zo'n beslissing sloeg je de ogen zoekend omhoog naar de hemel; probeerde je in de sterren te lezen; hief je de handen op naar de zon. De hoop op een beter leven, ervoer Abraham als een belofte die door God in zijn hart was gelegd. Door zich eraan vast te klampen bleef hij zijn angst de baas.
Voor de apostel Paulus is dit geloof van Abraham het oerbeeld van geloven. Geloven is: in een uitzichtloze situatie verder gaan, met de waanzinnige hoop dat er achter de horizon een kans ligt. Geloof is de kracht van de verbeelding; de hoop dat er niet alleen honger en ziekte volgen, maar dat er ook een land van melk, honing en gerechtigheid is. Geloof is een vermogen die het verlammend effect van de angst wegneemt en die ons verder laat gaan, desnoods met knikkende knieën.

 

HET ENE GELOOF IS HET ANDERE NIET

Nu zijn er veel vormen van geloof. Onmiskenbaar vertonen ze grote overeenkomsten. Maar niet allemaal! In de voorbije eeuwen ontstonden er in Europa vormen van geloof, van angstbezwering en van idealen, die onmenselijk waren, die in de waan leefden van eigen superioriteit en miljoenen anderen vermoordden. We hebben zulke geloven ook in China gezien en in Cambodja bijvoorbeeld. Het zijn geloven waarin God vervangen is door een bepaald type mens en de wereld geen wonder, geen geschenk meer is, maar een genadeloos ontwerp.
Het geloof van Abraham en van Jezus van Nazareth is doortrokken van eerbied. Eerbied voor het mysterie van de schepping en eerbied voor de ander. Daarmee lokt het ons een onzekere toekomst binnen. Daarom vertellen we over de reis van Abraham, telkens als de toekomst onzeker is. We zeggen ‘op hoop van zegen' en ‘God zegene de greep'. Het is de kracht van ons geloof als we uit een hopeloze situatie opstaan.

 

ABRAHAM GEZIEN

Op het feestje van Abraham werd gelachen en gedanst. Maar er werd niet alleen gelachen. Als je eenmaal Abraham hebt gezien, worden de gesprekken steeds vaker ernstig. ‘Heb je het gehoord van Huib?' Ja, ze hadden het gehoord. Steeds vaker gaat het over ziekte, scheiding, en depressies. Als je Abraham hebt gezien dan laat het leven ook een sombere kant zien; dan moet je een kracht aanboren om verder te gaan.

 

LIEDEREEN GAAT MEE

Lieve kinderen. Mamma had Petra op schoot genomen. Ze had een prentenboek gepakt en het samen met Petra doorgelezen. Konijntje Pim moest naar het konijnenziekenhuis. Hij lag er met een slangetje in de arm. Hij moest zich uitkleden en de dokter onderzocht hem. Petra keek er ernstig naar, want morgen moest zij ook naar het ziekenhuis. Misschien zou ze wel een prikje krijgen. En ze zou moeten slapen in een vreemde kamer met allemaal vreemde kindjes. Die middag kwam tante Marloes nog op bezoek met een cadeautje. ‘Ben je bang?' had ze gevraagd. ‘Heus niet', had Petra dapper gezegd. Eigenlijk was ze ook niet bang. Ze klemde Pluisje, een mager versleten knuffeltje met de trekken van een paard, tegen zich aan. Pluisje mocht mee. Dat had mamma beloofd. ‘Ik zal aan je denken', zei opa. En van de klas had ze een kaart gekregen met alle namen. ‘En ik steek een kaarsje voor je op', had oma gezegd. Nee, echt bang was Petra niet, het leek wel of iedereen met haar meeging. Dat scheelt.