Wat heeft een mens aan al zijn zwoegen en tobben? (Pred. 2,22)

 

Wat is het leven! Is het maar dat?

Twee zinnen, elk met een verschillende klank. Een met een uitroepingsteken, een ander met een vraagtreken.

Verwondering

De eerste zin is een uitroep van verwondering en dankbaarheid. Het leven is schoon. Het is een wonder, een uitdaging.

De tweede zin klinkt eerder als een klacht en een ontgoocheling.

Het leven is een wonder. Kijk naar de natuur en het wonder van de seizoenen, naar het wonder van een kind dat groeit en speelt, het wonder van een ontmoeting, een hand die streelt, het wonder over het kunnen en kennen van de mens, een tik op een toets en onmiddellijk een vloed aan informatie.

Alles wat bestaat, kan aanzetten tot verwondering. In zijn lofrede op het boek drukt R. Guardini zijn verwondering uit over letters en hun vorm, over woorden en zinnen, over gedachten, overgebracht en gedrukt op papier, ingebonden in een boek met voorkant en achterkant.

“Is dit alles niet wonderlijk? Voor degene die alles vanzelfsprekend vindt, zijn zulke overwegingen onzinnig. Maar, zo iemand ontbeert het beste van het leven van de geest: het vermogen, door een wezen, een gebeurtenis of een vorm getroffen te worden en daarbij stil te staan” (R Guardini, Lofrede op het boek, p. 23).

Zorgen genoeg

En toch is er de klacht van Job, de man die lijdt. Mensen stellen de vraag “Moeder, waarom leven wij?” Er is droefheid in een leven. “Er wordt zo veel geleden, de mensen zijn zo bang” (ZJ 516). Er is pijn om de wreedheid van mensen bij oorlog en twist. Mensen beseffen dat het leven zo vlug voorbijgaat en dat aan ons leven en dit van anderen een einde komt. Wij hebben niet gegeven wat we hadden kunnen geven.

Elke mens heeft allicht zijn eigen antwoord op de vraag naar de zin van het leven. Dit hangt af van ons gemoed en onze levensomstandigheden en van het tijdstip waarop wij iets zeggen over het leven. “’s Avonds zouden we de wereld redden en ’s morgens ….” Hoe klonk het alweer in de studentencodex?

Zoeken naar zin

Mensen zijn begaan met de vraag naar de zin van het leven. Heeft het wel zin om te leven als we toch moeten sterven? Waarom leven doorgeven dat maar een korte tijdspanne zal bestaan?

Deze vragen zijn al even oud als de geschiedenis van de mens. Al klinkt de vraag naar zin in bepaalde perioden sterker door dan in andere. Het risico voor onverschilligheid en trivialisering is levensgroot. Waar vinden mensen handvatten voor het leven? (Thomas Quartier en Paul Van der Velde, Zinzoekers, p. 16).

Een aantal van onze vragen van nu zijn als een echo op vragen en bedenkingen van een wijze uit de derde eeuw vóór Christus, de schrijver van het boek Prediker. Of Prediker er in slaagt de juiste handvatten aan te reiken?

De beginwoorden van zijn geschriften zijn al vaak aangehaald. Hij spreekt over leegheid, zinloosheid, ijdelheid, vluchtigheid, absurditeit. Waartoe dient het allemaal als we toch moeten sterven? De mens doet veel dingen. Prediker somt vierentwintig activiteiten op, maar in zijn ogen is al dit mensenwerk “enkel lucht en najagen van wind” (Pr. 2,5).

Een sceptisch man?

Om de drie jaar krijgen we slechts op één zondag enkele verzen te horen uit dit kleine boek uit de Bijbel. Ja, dit zonderling boek is in de Bijbel opgenomen. Het is interessant om het eens te doorbladeren en te lezen. Je hoort daarin actuele klanken, zowel over absurditeit, pessimisme, betrekkelijkheid, als over het genieten.

De auteur bespeelt veel snaren. Hij relativeert; hij is sceptisch. Hij is pessimist. Het loopt toch uit op de dood.

Doorheen gans het verhaal blijft niettemin zijn geloof in God staande.

Misschien ligt hier het grote verschil met nu.

Mensen delen zijn ervaring. Maar niet zijn geloof.

De ene zeggen dat God niet bestaat al zijn ze er niet zo zeker van;

Anderen beweren het niet te weten en noemen zich agnost.

Nog anderen vinden een zin in het bestaan vanuit een verbondenheid met God.

In het boek Prediker is God aanwezig en we leven onder zijn zon.

De auteur komt voor als een levensgenieter, als een epicurist. Hij geeft de raad om in het heden te leven en te genieten, “Het is goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven” (Pred. 5,17).

Hij krijgt navolging in de reclamespots zoals “Samen eten, samen genieten, dat is leven.” Het is niet omdat we morgen zullen sterven, dat we vandaag niet zouden leven.

Jeugd is beter dan de ouderdom. “Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. Geniet dus van je jonge jaren, haal de je hart op aan de dagen van je jeugd” (Predik. 12,8-9).

Verantwoordelijkheid opnemen

Maar leven is toch meer. Leven is een opgave. Het houdt een band in met anderen. Mens zijn is verantwoordelijkheid opnemen. Je geluk en vreugde vinden door voor anderen te leven. Zulke gedachten ontbreken in het boek Prediker.

Wellicht zingen jongeren in de jeugdbewegingen en in openluchtklassen nog het lied over de wereld, die is als een toverbal.

De wereld is een toverbal

geen mens weet hoe hij worden zal,

maar één ding dat weet iedereen:

je kunt het niet alleen.

Refrein:

Dus zullen we er samen iets van moeten maken

de wereld is een mooi maar bewerklijk ding,

dus zullen we er samen iets van moeten maken,

hé, hé, hé, hé, kom maar in de kring.

Bekijk een keer de wereldkaart,

een mens is toch iets beters waard,

je ziet dat het een puinhoop is,

zo gaat het zeker mis.

We praten zus, we praten zo,

we roepen ach en wee en oh,

maar wil j'elkaar echt goed verstaan,

dan doe je er iets aan.

Tekst en muziek: Lex Van Tuyl Sr.

Geen schatten voor jezelf

Kende Jezus het boek Prediker? Vond hij daar het inzicht dat wij met al ons peinzen geen el kunnen toevoegen aan ons leven? “Wie van jullie kan door zich zorgen te maken één el aan zijn levensleven toevoegen?” (Lc. 12,25; Mt. 6;28).

 

Dacht Jezus aan Prediker wanneer hij erop wijst dat de dood ons kan verrassen en onze plannen te niet doet?

 

Jezus doorprikt onze zelfzekerheid en ons vertrouwen op bezit. Hij zet er ons toe aan om geen schatten te vergaren voor onszelf. Hij vraagt vooral dat wij oog hebben voor God en meewerken aan zijn rijk door onze liefde tot God en onze zorg voor de medemens. “Rijkdom werkt verslavend” (Tertio, 13 juni 2018).

 

Zich bekleden met de nieuwe mens

Tegenover het sluimerend pessimisme van Prediker staat het optimisme van Paulus in zijn brief aan de christenen van Kolosse. Hij steunt op het nieuwe dat Christus ons brengt. We leggen de oude mens af en kijken naar de nieuwe mens, naar wie Christus ons opwekt.

 

Tegenover Prediker die beweert dat er niets nieuws is onder de zon, staat de oproep om ons te bekleden met de nieuwe mens (Kol. 3,10). Wij kunnen tot nieuw leven komen door ons te laten raken door de wonden van mensen. Het leven van Jean Vanier en zijn inzet voor de Ark-gemeenschappen is een van de mooie voorbeelden.

“Hij die mij stoort, vuurt mij aan tot leven!”- “Celui qui me dérange, éveille en moi la vie” (Jean Vanier, de stichter van de Ark).