Van wie ben ik de naaste?

 

Wie kent de parabel van de barmhartige Samaritaan? Allicht zij die op school godsdienst hebben gekregen, zij die naar een kerk gaan en daar nu en dan deze parabel horen. In de krant verschenen in de maand mei reacties bij het artikel; “Leerlingen kunnen zonder barmhartige Samaritaan” (D.S.16.05.22). Dit was naar aanleiding van een vraag die nu en dan de kop opsteekt over het al of niet behoud van het vak godsdienst. Voor Paul Lauwers, de schrijver van het artikel, is er geen plaats meer voor godsdienstig onderwijs op school. “Onze religieuze neutrale, maar zingevende opdracht integreren we in de andere vakken en in het nieuwe vak.” Dit is een algemeen vormend vak in plaats van levensbeschouwingen en niet-confessionele zedenleer. De schrijver van het artikel is er niet zo zeker van dat de christelijke moraalfilosofie de scheppende kracht is in de westerse morele geschiedenis: “Eeuwenlang heeft het katholieke instituut vooruitgang geblokkeerd, gewone mensen dom gehouden en andersdenkende monddood gemaakt. Vaak, zo niet altijd, in een complot met de heersende politieke klasse” (Ibid.).

http://christipedia.nl/@api/deki/files/553/=Barmhartige_Samaritaan_-_Margetson.jpg" width="310" height="465" />Daar staat hij nu de Samaritaan, die zijn reis onderbrak, een gekwetste verzorgt en optilt. De Samaritaan heeft die wel bestaan? Het is parabel van Jezus, die daarmee toch een formidabel beeld gegeven heeft van zorg voor de medemens, daar waar anderen in een boog er omheen gingen.

De gulden regel

Behandel de andere zoals je wilt dat je zelf zou worden behandeld. Niemand wordt gaarne in zijn ellende alleen achtergelaten. Een mens is blij en dankbaar voor wie hem optilt. Dit is de oproep van Jezus en die heeft een grote invloed gehad op de cultuur.

Want het was en is niet zo evident om elke andere als medemens te behandelen. Ja, je kunt dit zijn voor mensen van eigen volk, maar houd je toch niet bezig met die anderen. Laat hen alleen, laat ze omkomen, verhoog desgevallend hun aantal doden. Zo gaat het toch bij oorlog en bij een vijanddenken. Een jonge Russische vrouw werd half maart aangehouden in Moskou omdat zij bij de Christus Verlosser kathedraal stond met een plakkaat, waarop ze had geschreven: “ Ge zult niet doden.”

Chi An, een Chinese vrouw, woont met haar gezin in de Verenigde Staten. Zij vertelt in het boek Moeder van de Rekening over het Chinese één – kind – beleid. Dit beleid heeft gebied tot veel gedwongen abortussen. Chi An had aan dat beleid meegewerkt en was er zelf slachtoffer van geworden.

Om haar tweede kind te kunnen behouden, heeft zij in de Verenigde Staten na veel moeite asiel bekomen. Honderden Amerikanen hadden voor haar een verzoekschrift bij de regering ingediend. Chi An vond in hun steun en medewerking een toepassing van de Gulden Regel: “Doe voor anderen, wat gij wilt dat zij voor U doen.

Deze Gulden regel uit de moraal is bekend in een dubbele overlevering: een negatieve en een positieve. Confucius gaf het voorschrift: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. In dezelfde bewoordingen staat deze regel in het Oude Testament (Tob, 4, 15). Die regel verbiedt dat gij iemand kwaad zoudt doen.

Jezus gaf in de Bergrede een positieve wending aan deze gulden regel en spoorde zijn toehoorders aan om goed te doen voor hun medemens. “Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doe dat ook voor hen. Dit is Wet en Profeten” (Mt. 7,12).

In de gebouwen van UNO in New York is een mozaïek aangebracht met de afbeelding van mensen van verschillende culturen, afkomst en godsdienst. Op deze kleurrijke mozaïek staat deze zin: “Do unto others as you would have them do unto you.”

Iemand kan natuurlijk beweren dat hij en zij niets verwachten van de medemensen daar zij niemand nodig hebben. Maar zulke mensen zijn stekeblind want wij mensen kunnen niet zonder de anderen.

Een tweede reactie bestaat hierin, niets voor de anderen te doen omdat gij al eerder ervaren hebt dat zij niets voor u doen. Dit is het risico van deze regel. Hij vraagt dat wij de eerste stap zetten, dat wij goed durven doen zonder de zekerheid te hebben dat de ander het zal beantwoorden. Ingaan op zulk appel vergt geloof en vertrouwen.

Wanneer wij het woord van de Heer “Alles wat gij wilt dat de mensen voor U doen, doet dat ook voor hen” (Mt. 7, 12), als gulden regel voor ons handelen opvolgen, dan mogen wij niet vooraf van de anderen verwachten dat zij eerst naar ons toekomen. Het woord van de Heer vordert ons op om zelf eerst naar hen toe te gaan. Het is daartoe dat het vredesgebed, toegeschreven aan St. –Franciscus, ons oproept. Heer help mij niet zozeer om zelf gelukkig te zijn als anderen gelukkig te maken.

Hoe denkt je hart?

Ons denken over anderen bepaalt onze omgang met hen. Met welke blik en vanuit welke gezindheid benaderen we de mensen? Daarover die verhaal dat komt uit Iran, het land van de roos.

Een oude man zat bij de ingangspoort van een stad in het Midden-Oosten.

Ee jonge kerel ging naar hem toe en zei: “Ik ben hier nooit geweest. Hoe zijn de mensen die hier in deze stad leven?”

De oude man antwoordde met een vraag. “Hoe waren de mens in de stad waar je vandaan komt?” De jonge man zei: “Egoïsten en slechteriken. Het is trouwens om die reden dat ik blij was dat ik vandaar kon weggaan.”

De oude man zei: “Je zal diezelfde mensen hier vinden.”

Iets later kwam een andere jonge man in de stad en hij stelde aan de oude man diezelfde vraag: “Ik ben hier net aangekomen. Hoe is het volk hier in deze stad?” Ook aan hem antwoordde de oude man met de vraag. “Zeg me eens jonge man hoe waren de mensen in de stad van waar je komt?”

De jongen antwoordde: “Het waren goede mensen. Gastvrij en eerlijk. Het kostte me moeite hen te moeten verlaten.”

Daarop zei de oude man: “Je zal dergelijke mensen hier eveneens vinden.”

Een handelaar, die zijn kamelen liet drinken bij de bron, had die twee gesprekken gehoord van de bezoekers met de oude man. Wanneer die tweede jonge man zich had verwijderd, zei de koopman op een verwijtende toon tot de oude man bij de poort: “Hoe kan je twee totaal verschillende antwoorden geven op eenzelfde vraag, gesteld door twee verschillende personen?”

De oude man zei: “Ik heb aan eider van hen het antwoord gegeven dat hij reeds in zijn hart droeg.”

Velen of weinigen?

Want overal zie je mensen,

die stand houden in het goed-zijn.

Toegewijd aan elkaar:

koffie maken, een tafel dekken,

wonden verbinden, de moedeloosheid bezweren,

terugvechten, de dood weerstaan,

stille voortdoen, de ‘courage’ niet verliezen…

En waar de een zegt: ''We kunnen niets meer doen ..."

zegt een ander: ''We kunnen nog veel betekenen."

Waar de een zegt: "Dit is het einde..."

zegt een ander: "Hier is een nieuw begin."

Zet meer komma's dan punten.

Er is meer licht dan je weet.

(Marinus van den Berg)

ZIE NAAR DE VELEN!

Zie naar de velen
Hoe zij breken met schuldige handen
het vat van hun levensgenade,
en storten
de kostbare specieën over de grond.

Zie naar de weinigen
Hoe zij dragen voor zich uit
de broze kruik,
vol van de talenten des levens,
voor zich uit, met witte handen van aanbidding,
naar het Huis der offerande
dat de balsemgeuren verblijden
de ingang van het Heilige der Heiligen

Nog gaat
langs eenzame wegen
goede Samaritaan,
en zalft de wonden van die verlaten liggen langs het pad,
en geeft van zijn drank
aan de dorstige die koorts verteert.
Hem wordt gemeten aan de ingang
de volle maat
dat zijn offervaten overlopen
en de balsem druipt van de altaarsteen.

Wies Moens

Een christen laat zich raken door de nood van mensen. Hij staat open voor hun wens naar heil, heil naar ziel en lichaam. Hij gaat hen tegemoet en gaat met hen op weg.

GA DAN EN DOE EVENZO (LC. 10, 37)

Een Samaritaan, een man op reis,
hij hield halt en bracht daardoor
zoveel in beweging.
Een gekwetste bepaalde onverwachts zijn reisroute.
Misschien was hij hoegenaamd geen medelijdend man,
maar het zien van een gekwetste
trof hem, dit wekte zijn goede krachten
en dwong hem tot handelen.
Sindsdien is die weg naar Jericho wellicht verbreed
en gezuiverd van rovers.
De herberg werd een dagcentrum,
een hospitaal of een kliniek.
De waard werd gezondheidswerker
en de twee muntstukken waren een
eerste vorm van de “betalende derde”.
De directe solidariteit van mens tot mens
is uitgegroeid tot een opgelegde, verplichte solidariteit.
We draaien mee, wij betalen, we genieten
en vergeten hoe onze sociale zekerheid groeide en hoe
ze is gestructureerd.
De sociale zekerheid mag zelf geen zieltogende,
verwonde man of vrouw worden,
liggend naast de brede weg
waarop enkel welstellenden verder zouden razen.
Zelf zo ze krachtig blijft en sterk,
maakt de verplichte solidariteit
nooit de directe, inter-persoonlijke solidariteit overbodig.
Ongevraagd, plots, ben ik immers van iemand de naaste,
van een zieke de huisgenoot;
van een vrouw met handicap de collega;
van een kind met leermoeilijkheden de begeleider;
van een rolwagengebruiker, voor wie
de drempel te hoog is, een helper;
van een vreemdeling die uitkomst vraagt, een gebuur.

Misschien was er geen gekwetste op
de weg van Jeruzalem en Jericho
en was de Samaritaan enkel een
hoofdfiguur in een Oosterse parabel.
Maar hij die de parabel vertelde,
“Hij” heeft echt bestaan.
De concrete mens in nood was voor hem van
meer belang dan de sabbatwet (Lc. 6, 9).
Hij genas zieken
en liet allen tot zich komen
die uitgeput waren en onder lasten gebukt (Mt. 11, 28).
Die Jezus zegt nog tot ons vandaag:
“Durf barmhartig te zijn,
solidair met de gekwetste.
Ga en doe gij evenzo” (Lc. 10, 37).

DE THUISGEBLEVENE

Jonge trouwers kozen het verhaal van de barmhartige Samaritaan voor hun huwelijksviering.

In die tekst is nochtans nergens sprake van een vrouw.

Waar was deze dan?

De figuren in dit Bijbelverhaal waren toch niet allen ongehuwd.

Ongehuwd zijn was eerder een uitzondering in Israël.

De vrouw van de gekwetste had wellicht haar man gewaarschuwd voor die lastige en gevaarlijke weg.

Zij zal ongerust geweest zijn wanneer hij niet tijdig terug was en zij zal, naarmate de tijd verstreek, het allerergste gevreesd hebben.

Blij was zij wanneer hij eindelijk thuis aankwam.

Toen schrok zij bij het aanhoren van zijn avontuur en
vooral van die onverwachte redding door een Samaritaan.

Door het contact met die Samaritaan was haar man nu onrein geworden.

Misschien gaf zij toen haar vertrouwen op in een godsdienst
waar priesters en levieten aan een gekwetste voorbijgingen,
omdat zij de cultus belangrijker achtten dan een mens in nood.

Wat hebben de leviet en de priester thuis verteld?
Deze hebben misschien die nacht slecht geslapen
omdat zij het beeld van die gewonde van zich niet meer konden afzetten.

Zij hebben dan maar hun geweten gesust, want
zij hadden toch gedaan wat de wet voorschreef.

Maar hun vrouw ging misschien niet akkoord met deze uitleg.

Vrouwen voelen intenser aan wanneer mensen lijden;
ze zijn tot in hun ingewanden geraakt
wanneer het gaat om het leven.
Zij vluchten niet bij het zien van lijden.

En de vrouw van de Samaritaan?
zij heeft wellicht geleidelijk van haar man vernomen
hoe hij in een onvoorziene situatie hulp had geboden.
Hij pakte immers niet graag uit met het goede dat hij had verricht.
“Doe goed en verdwijn” was zijn leuze.
zij gaf hem misschien een berisping
omdat hij een Jood verzorgd had
en daardoor een afspraak in Jericho had gemist.

En de vrouw in de herberg?
Zij had door gans de herrie van die overval werk bij gekregen.
Een zieke in huis; dat brengt zo zijn zorgen mee.
Zij was uiteindelijk gerustgesteld dat zij niet voor niets had moeten werken.
Wat maakte het haar uit dat dit geld van een Samaritaan kwam?
Geld heeft toch geen kleur.

Op onze wegen nu en in de stad van vandaag,
kan het evengoed een vrouw zijn
die overvallen wordt,
verkracht in Bosnië, vergast in Auschwitz,
misbruikt zoals Ann en Eefje, Julie en Melissa.

Lilly en Jo kozen voor dit verhaal omdat zij samen, als man en vrouw,
zich willen laten aanspreken
door elke mens, man of vrouw,
allochtoon of autochtoon, die onverwachts hun naaste wordt.

De barmhartige Samaritaanse man of vrouw kan niet alleen alle noden oplossen. Wij kunnen hen helpen wanneer zij bij ons komen aankloppen met een bedelbrief of een petitie. Hun hart doet pijn wanneer het stoot op onze onverschilligheid.