Bijeen

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

De niet-joodse evangelist Lucas is de enige die vertelt hoe Jezus tweeënzeventig leerlingen - in sommige manuscripten zijn het er zeventig - erop uit stuurt. Eerst vertelt hij de zending van de twaalf en dan van die zeventig of tweeënzeventig. Het is niet moeilijk te raden waar dat getal twaalf mee te maken heeft. Dat wijst natuurlijk op de twaalf stammen van Israël die bij elkaar gebracht dienen te worden. Met dat getal zeventig of tweeënzeventig is het iets moeilijker. Als we hun missie parallel zien aan die van de twaalf, dan zal ook dat getal verwijzen naar een aantal stammen of volkeren die bij elkaar gebracht dienen te worden. In Genesis (10,1-32) werd ons uitgelegd hoe Noach zeventig of tweeënzeventig kleinzonen heeft, die op een gegeven ogenblik hun voorouderlijk huis verlaten om van daaruit de hele wereld in te trekken. Een gebeurtenis die in onze Bijbelvertalingen vaak als titel krijgt: de verspreiding van de volkeren. De joodse schriftgeleerden telden de namen van die kleinzonen van Noach in het Hebreeuws op tot zeventig en in de Griekse vertaling tot tweeënzeventig. Vandaar die onduidelijkheid. Waarom komt Lucas met dit verhaal, dat we bij de andere evangelisten niet vinden? Het is niet moeilijk om dat te raden. Lucas heeft er alle belang bij om duidelijk te laten uitkomen, dat de missie die Jezus ons gaf, niet alleen iets te maken heeft met het ‘oogsten' van Israël, maar ook met het ‘bijeen halen' van de gehele wereldbevolking. Matteüs en Marcus vertellen het evangelie in joodse termen. Matteüs bewaart zelfs een gezegde van Jezus, waarin de geprivilegieerde positie van de joden die ‘kinderen' worden genoemd, wordt vergeleken met die van de niet-joden die ‘honden' worden genoemd (Mat. 15,26-27). Johannes veronderstelt in zijn evangelie een Griekse lezerskring, en richt zich alleen maar tot hen. Lucas vertelt het evangelie zonder meer als goed nieuws voor iedereen. Gods rijk is volgens hem de hoop, en de agenda, van de hele wereld. Het rijk van God is niet voor één exclusief ras, voor één huidskleur of voor één soort mensen, het is voor iedereen.

Lucas merkt op dat die eerste leerlingen van Jezus moeite hadden om dat te begrijpen. Ze bleven tot het einde van Jezus' verblijf onder hen vasthouden aan de zending van die twaalf naar Israël. Lucas vertelt in Handelingen hoe de leerlingen Jezus nog tijdens de allerlaatste vergadering die ze samen met hem hebben - vlak voor zijn hemelvaart - vragen: ‘Heer, is voor u de tijd gekomen om voor Israël het koninkrijk te herstellen?' Hij antwoordt hun daarop: ‘Jullie zullen mijn getuigen zijn niet alleen in Jeruzalem, maar in heel Judea, in Samaria, en tot aan het verste einde van de aarde.'

De niet-jood Lucas is een universalist. Dat universalisme drukt hij uit in de missie van de tweeënzeventig of van de zeventig. Er is daarbij geen tijd voor zware koffers, geld, schoenen of andere bagage. Er is zelfs geen tijd voor allerhande banaal gegroet en geklets onderweg. Hun groet is simpelweg ‘vrede'. Ze moeten iedereen op dezelfde manier met die wens begroeten. Ze moeten vooral niet denken dat ze overal met deze opdracht welkom zullen zijn. De soort van vrede die ze aankondigen, is niet overal welkom. Het is een vrede die betekent dat alle racisme, fascisme, apartheid, discriminatie en welke vorm van discriminatie dan ook voorbij zijn. Ze worden uitgestuurd als lammeren onder de wolven.

Als ze na verloop van tijd terug komen, vertellen ze vol trots dat het hun allemaal gelukt is. Ze zijn zo trots op hun wonderen en hun macht, dat Jezus hen waarschuwt dat het daar eigenlijk niet om gaat. Het gaat om het uiteindelijke bijeen zijn. Daarom is het ook veel erger dat aanbod te weigeren, dan moreel te zondigen. Deze uitnodiging graaft dieper dan morele integriteit. Hier gaat het over het lichaam en de geest van de mensheid en van de schepping zelf. Daarom zal het op de dag van de verwerkelijking van dit Godsrijk veel dragelijker zijn voor het ‘ontuchtige' Sodom, dan voor de ‘tuchtige' bevolkingsgroepen die weigeren zo bijeen te zijn. Lucas lijkt hier te wijzen op een dimensie in ons bestaan, die zelfs dieper ligt dan de morele orde.