Welk antwoord zou Jezus nu verwacht hebben toen Hij vroeg: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?'. Als wij aan iemand zouden vragen: wie was Paus Johannes? Dan verwachten wij niet het antwoord: dat was de zoon van Roncalli. Dan verwachten we eerder als antwoord: dat was een fantastische mens, die veel voor de kerk heeft betekend, die veel angst bij mensen heeft weggenomen, en een flinke dosis menselijkheid in de kerk heeft gebracht. Dus eigenlijk vragen wij niet zozeer om een naam, maar om wat iemand heeft gedaan en heeft betekend. Daarom zijn alle antwoorden op de vraag van Jezus waarin gezegd wordt: U bent Johannes; of: U bent Elia; of: U bent een van de oude profeten, in feite onvolledig, en niet ter zake doende. Het is niet belangrijk dat mensen zijn naam kennen. Het is wel belangrijk dat mensen weten wat Hij heeft gedaan, wat zijn idealen waren, en wat Hij er voor over heeft gehad om die idealen te realiseren. Het is niet zo belangrijk of er over Hem in dogmatische bewoordingen wordt gedoceerd. Als je van Hem alleen maar weet: Hij is de Zoon van God, maar daar niets mee doet, dan is dat alleen droge kennis, droge wetenschap, die er niet toe bijdraagt iets van het ideaal van Jezus te verwerkelijken.
In feite zijn er twee mensen in het evangelie, die Jezus herkend hebben: dat waren die twee Emmaüsgangers, die Hem herkenden aan het breken van het brood. Zij hadden dóór wie Jezus was, wat Hij voor hen betekende.
Het is goed te weten, dat Jezus die vraag stelde, toen Hij vijf broden en twee vissen aan zijn leerlingen had gegeven en gezegd had: ‘Geven jullie de mensen te eten, deel dit uit'. Nadat Hij dit had gedaan kwam zijn vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben'.
Het antwoord had moeten zijn: ‘Hij is iemand die alles geeft, en die van ons vraagt met anderen te delen'. En dan moeten we goed bedenken, dat Hij van dat brood zei: ‘Dit is mijn lichaam'. Hij gaf zichzelf uit handen. Hij deelde zichzelf uit. En Hij vroeg dit na te doen. Dat is zijn ideaal. Want als dat zou gebeuren, dan kwam niemand iets tekort, dan zouden we allemaal leven voor elkander. Als je net als Hij je eigen brood breekt en deelt, dan zeg je daarmee tegen een ander: ik ben er voor jou.
Met dat antwoord kan iedereen, of hij nu gelovig is of niet, uit de voeten. Met dat antwoord zou ook onze samenleving veranderen. Dat was zijn ideaal.