12e zondag door het jaar C

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Jezus, die zijn volgelingen ‘Gods Zoon' zijn gaan noemen, noemt zichzelf voortdurend ‘Mensenzoon'. En niets menselijks is Hem vreemd. Want zoals bijna alle mensen is ook Hij benieuwd naar wat anderen over Hem denken, en gevoelig voor wat er over Hem verteld wordt. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?', vraagt hij aan zijn naaste vrienden.

Veel mensen uit zijn omgeving weten het blijkbaar niet: ‘Wie is deze man', vragen ze zich af, ‘dat Hij zelfs zonden kan vergeven?'. En meteen daarna: ‘Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen.'

Sommigen denken het te weten. Ze zeggen dat het Johannes de doper is, verrezen uit de doden, of Elia, die immers op aarde zou terugkeren. En weer anderen zeggen dat Hij in ieder geval een profeet is.

Allerlei mensen vinden die man uit Nazaret een bijzonder iemand, een rare vogel, die ze niet kunnen plaatsen. ‘Maar jullie', vraagt Jezus heel direct aan zijn naaste metgezellen, ‘wie zeggen jullie dat Ik ben?'. En Petrus belijdt, mede namens de anderen, zijn en hun geloof: ‘Gij zijt de Messias, de gezalfde'.

Meteen daarop draagt Jezus hun op daarover maar niet met anderen te spreken. Want dat kan tot misverstanden leiden. Hij wil geen idool worden, geen soort goeroe. Bovendien is Hij zeker niet de Messias zoals de joden zich die altijd hebben voorgesteld, of iemand die met sterke arm de Romeinen zou verdrijven, en Israël zijn eigenwaarde en aanzien bij andere volken zou teruggeven. Zijn apostelen moeten niet gaan denken dat zij bij zo'n Messias belangrijke functies zouden krijgen. Hij belooft aan hen die Hem volgen, een kruis, en echt geen erekruis.

‘Wie Mij wil volgen, zal zich moeten verloochenen, en zijn kruis opnemen'. Wie Hem volgt, zal, net als Hij, wel eens tegen de gangbare opinies in moeten gaan, lastige vragen moeten durven stellen aan het gezag in kerk en maatschappij, en, zoals Hij deed, het onrecht bij de naam moeten durven noemen. Daarom noemen sommigen Hem een tweede Johannes. Die kostte het zijn kop... En nog altijd is het een heel kruis op te komen tegen onrecht. Meepraten is makkelijker dan tegenspreken.

Jezus maakte geen onderscheid tussen arm en rijk, man en vrouw, jood en vreemdeling. Hem hierin volgen is heel lastig soms. Mensen van allerlei kleur en cultuur, taal en ras echt beschouwen als je broeders en zusters, dat vraagt iets.

Wat we Jezus voortdurend zien doen - het evangelie vertelt het vandaag ook weer -, is dat Hij zich afzondert om te bidden. Wij zijn liever druk bezig met van alles en nog wat. Bidden vinden we maar lastig. Maar Hem volgen vraagt dat we - een kruis soms - tijd vrijmaken voor God.

En de vraag die Jezus stelde, kunnen we ook aan onszelf stellen: Wie zeggen de mensen dat wij zijn? Hoe komen wij als christenen over? Zijn we meelopers of mensen met durf. Zien ze ons als eng denkende mensen of als ruimhartig volk dat over allerlei grenzen heen kijkt, zoals Jezus deed. Zien ze ons alleen druk doende of zien ze ons soms ook bidden?

Een boeiende vraag: Wie zeggen de mensen dat wij zijn?