10de zondag dh jaar C (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

Jezus  wekt een kind op uit de doden. Misschien dat sommige mensen zich  afvragen of dit wel echt zo gebeurd is, of het misschien niet een  symbolische betekenis heeft om ons iets te leren. Andere mensen klampen  zich aan de letterlijke betekenis vast, want zij zeggen: Als deze  dodenopwekking niet echt is gebeurd, wat is dan wel echt gebeurd, wat  kunnen en moeten wij dan nog geloven? Wie bepaalt dat?

Misschien kunnen wij een oplossing vinden door ons rustig af te  vragen wat de evangelist Lucas ons met dit verhaal wil vertellen.

De vraag of Jezus deze jongen werkelijk uit de doden heeft opgewekt -  persoonlijk geloof ik van wel, hoor - is misschien toch niet zo  wezenlijk voor ons geloof als we zouden denken. Want wanneer Jezus deze  jongen tot het aardse leven heeft teruggeroepen is de macht van de dood  in de wereld nog niet overwonnen, zeker niet voor alle mensen van alle  tijden en alle plaatsen, maar is alleen voor deze jongen de dood een  aantal jaren uitgesteld.

Je zou je ook kunnen afvragen of iemand, die lichamelijk is gestorven  - en die misschien toen al iets van Gods prachtige wereld heeft mogen  zien - wel blij zal zijn als hij tot dit aardse tranendal wordt  teruggeroepen. Wij zouden het kunnen vergelijken met een geboorte. Welke  mens zou - wanneer hij eenmaal iets van het aardse licht heeft gezien  en de glimlach van zijn moeder - willen terugkeren in de moederschoot!?

Voor deze ene jongen en voor nog enkele andere gestorvenen heeft  Jezus de dood enkele jaren kunnen uitstellen, maar de boodschap, die  Jezus ons wil geven reikt veel verder dan dat.

Misschien is het ons opgevallen, dat Lucas veel aandacht besteedde  aan de bedroefde weduwe, die eenzaam en alleen achterblijft. Zij had  reeds haar man verloren, haar steun en toeverlaat. Alleen haar enige  zoon zou tijdens haar oude dag nog voor haar kunnen zorgen. En nu is ook  hij gestorven. Haar laatste hoop brengt zijn nu naar het graf. Niemand  zal voor haar zorgen. Niemand zal voor haar rechten opkomen.

Jezus had medelijden met deze vrouw en Hij gaf de jongen aan zijn  moeder terug. Want Hij wilde niet, dat deze moeder zonder zorg zou  achterblijven.

De boodschap van dit wonder van Naïn is vooral, dat het leed van de  mensen Jezus ter harte gaat. Naïn is de geschiedenis van God, die zijn  Zoon gezonden heeft om de mensen in hun leed nabij te zijn. Hier  openbaart zich de goedheid en de mensenliefde van God, die de mensen in  hun leed niet alleen achterlaat.

En wat betekent dit verhaal nu voor ons?

Jezus heeft natuurlijk nog altijd medelijden met de ouders, die  huilen om hun kind dat gestorven is. Overal waar de dood ongenadig  toeslaat en mensen uit elkaar rukt, waar mensen huilen vanwege het  gemis, daar lijdt God met de mensen mee. De tranen van de mensen zijn  kostbaar voor God. Jezus zelf huilde bij het graf van zijn jonge vriend,  Lazarus. In Jezus huilt God met de mensen mee.

Dit evangelie is misschien ook bedoeld als een aanklacht tegen de  bijna onuitroeibare opvatting, ook bij katholieke mensen, dat het God  behaagt mensen te doen sterven, alsof Hij ons om de beurt te pakken  neemt. Nee, God wil de dood van de mensen niet, integendeel, God heeft  de mensen geschapen om te leven, om leven te hebben in overvloed.

Sinds de zondeval van Adam en Eva heeft de mensheid echter - tegen de  wil van God in - iets goddelijks verloren. Wat het leven hier op aarde  betreft, lijken we nu meer op de bomen, de bloemen en de dieren. Sommige  bomen zijn heel sterk, overleven iedere storm. Andere zijn wat zwakker  en vallen om of breken af bij een zware storm.

Wij weten, dat wij van Jezus niet kunnen en mogen verwachten, dat Hij  de lijkbaar van onze doden zal doen stoppen om hen terug te brengen tot  het aardse leven met ons, hoe graag we dat diep in ons hart ook zouden  willen. Ook ten tijde van Jezus zijn er veel meer mensen gestorven,  jongeren en ouderen, die Hij niet uit de dood heeft teruggeroepen.

Lucas belooft wel, dat God elke dode zal teruggegeven aan zijn  bedroefde moeder. Over de dood heen zal God hem opwekken tot een nieuw  en onvergankelijk leven en hem verenigen met zijn moeder, vader, opa en  oma, broers en zussen, die hem reeds zijn voorgegaan.

De eerste christenen hebben misschien meer dan wij geleefd van deze  Blijde Boodschap. In de catacomben bijtelden zij op hun graven zinnen  als: "Leef nu met Christus" of "Leef nu samen met de heiligen". Voor hen  was het graf slechts een kleedkamer waarin wij onze sterfelijke kleren  afleggen om ons te bekleden met het witte kleed van de onsterfelijkheid.  Zij geloofden in het woord van de Heer, die zegt: "Ik zeg u: er zal een  uur komen, ja het is er al, waarop de doden de stem van Gods Zoon  zullen horen en die haar horen, zullen leven" (Joh. 5, 25).

Lieve medeparochianen, wie gelooft in de verrezen Heer, gelooft ook  in de verrijzenis van zijn eigen dierbare doden. Ik wens jullie allen  dat verrijzenisgeloof toe. Dan zullen wij huilen, maar niet als  ontroostbaren. Wij zullen geloven, dat wij ooit weer bij onze doden  zullen samen zijn, om dan nooit meer van elkaar gescheiden te worden.  Amen.