Zijn er wel vreemdelingen?

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Deze honderdman was een uitzonderlijk man. Zijn naam wordt nergens genoemd, wij weten alleen dat hij een heiden was, een officier, een Romein. Hij was een vreemdeling onder de Joden van Kafarnaüm. Maar wel een vreemdeling met een brede geest en met een goed hart. Kijk eens wat een moeite hij deed voor zijn knecht. Hij had goede contacten met zijn medeburgers en was de vriend geworden van iedereen. De oudsten van de Joden zonden een boodschap naar Jezus: "Hij is het waard dat Gij hem helpt, want hij bemint het volk en heeft zelfs op eigen kosten een synagoge voor ons gebouwd." Zelf is de honderdman heel bescheiden, met heel veel respect voor de Joodse godsdienst, daarom zegt hij tegen Jezus: "het is niet nodig dat je zelf in mijn huis komt." Hij respecteerde de Joodse wetten die aan Jezus verboden in het huis van een heiden binnen te gaan. Hij wilde Jezus niet in moeilijkheden brengen en daarom zei hij: "spreek maar één woord, dat is voor mij voldoende". Hij weet dat dit ene woord van Jezus alles vermag, zoals ook hij aan zijn onderdanen maar één woord hoefde te zeggen opdat het zou gebeuren. Jezus is getroffen door dat gelovig woord en verwonderd zegt Hij: "voorwaar, zelfs in Israël heb ik zo'n groot geloof niet gevonden". Het is opvallend hoe Jezus verwonderd staat tegenover het geloof van de vreemdelingen, Hij geeft hen telkens een compliment zoals ook aan die Kanaänitische vrouw. Jezus stuurt de vreemdelingen niet weg, Hij prijst hen en helpt hen evengoed als zijn geloofs- en volksgenoten. Dit evangelie is voor ons uiterst actueel. Deze vreemdeling was een voorbeeld van integratie, hij had eerbied voor andermans geloof, hij hielp hen in hun eigen godsbeleving, bouwde zelfs een synagoge voor hen. En van de andere kant hadden de Joden hem aanvaard als vriend, zij hielpen hem ook in zijn leed en deden voor hem een goed woord bij Jezus. Wij worden in deze tijd geconfronteerd met een migrantenprobleem, zoals wij nog nooit gekend hebben. Voor al de Belgen die emigreren naar een ander land vragen wij erkenning van de mensenrechten. Moeten wij dat niet evenzeer vragen voor diegenen die in ons midden komen wonen? In een democratische staat heeft iedereen recht op leven, op brood, woning en werk. Zolang de vreemdelingen ver weg zijn bekijken wij ze met sympathie, maar als ze te dichtbij komen worden ze afgewezen en maken wij ze vaak tot zondebokken van alle kwaad en mistoestanden van de maatschappij. Wij praten zo gemakkelijk over ‘de Turken', ‘de Marokkanen', ‘de vreemdelingen', maar ‘de Turken, ‘de Marokkanen', bestaan niet. Wij ontmoeten telkens een concrete mens in een concrete situatie? Is het geen onrecht als wij al die mensen over dezelfde kam scheren? Er zijn ook onder de vreemdelingen goede mensen, zoals Jezus vandaag in het evangelie zo uitdrukkelijk zegt. Als wij als gelovigen erkennen dat God ons aller Vader is en Schepper van alle mensen, dan zijn alle mensen ons even nabij en zijn wij allen broers en zusters van elkander. Wat zijn wij vaak kortzichtig in ons vreemdelingenbeleid. ‘Eigen volk eerst', wat wil dat zeggen nu heel de wereld een klein dorp geworden is? Komen wij niet elk uur van de dag met deze vreemden in contact. Uw auto is een Japanner, uw koffie komt uit Brazilië, uw pizza is Italiaans, jij gaat op vakantie naar Taiwan, uw getallen zijn Arabisch, uw geschrift is Latijn en uw Christus is een Jood. Blijven wij zo kleingeestig dat voor ons heel de wereld moet openstaan, en wij aan die vreemdeling die naast ons leeft het licht niet gunnen voor zijn ogen? Is dat niet met twee maten meten? Ja, dit evangelie heeft ons heel veel te leren.