Karnaval, een ander zijn (2007)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

WILLEMIJN

Mijn dierbaarste ontmoeting met een kleuter wil ik u vandaag nog eens vertellen.
Jaren geleden stond ik in de hal van de basisschool te wachten op de juffrouw van de communieklas. Ik was wat vroeg. Plotseling ging er een bel. Een deur ging open. De kleuterklas ging uit! Sommige kinderen liepen ernstig, zelfs wat plechtig het lokaal uit. In hun handen lunchboxen in vrolijke kleuren. Enkelen renden elkaar achterna. De meesten deden of ze me niet zagen staan, bang in een of ander avontuur terecht te komen. Anderen wenkten vriendelijk. Eentje zei: ‘Ik ken jou!’ Het ontroerde me, omdat ik me realiseerde dat ik ze bijna allemaal, wat jaren tevoren, had gedoopt.
Daar kwam Willemijn. Ze liep op me af. Ging op haar teentjes staan en strekte haar nekje omhoog. Ik boog daarop voorover. Toen fluisterde ze me toe: ‘Weet je wat ik word met carnaval?’ Nee ik wist het niet. Ik was wel erg benieuwd. ‘Wat word je dan?’ fluisterde ik terug. En toen legde Willemijn een enkel woordje, als een veertje, in de lucht. ‘Een poesje....!’ ‘Ik word poesje’ zei ze gelukkig.

ZEEHONDJES

Daar schoot me door hoofd en buik: wat een eer voor alle poezen ter wereld, dat jij poes wil worden! Geen kat wil kind zijn, maar jij hebt het zo in je, om buiten jezelf te stappen en in de huid te kruipen van een ander, van een dier bijvoorbeeld. Daarom is Willemijn zoveel meer dan stof uit de aarde. Ze is ook adem van God. Ze valt niet samen met zichzelf alleen, maar ook met anderen om haar heen. Ze draagt de hele schepping een beetje in zich. En straks zal ze huilen voor de televisie omdat ze ziet dat een zeehondje wordt doodgeknuppeld. Ze zal ontroostbaar zijn als ze leest dat kinderen in Afrika van honger sterven.

MENS

De mens is adem van God omdat hij niet samenvalt met zijn eigen belang. Hij kan ook zorg voelen voor anderen, voor onbekenden, zelfs voor zijn vijanden. En dan, als we ons het lot van vreemdelingen en vijanden aantrekken, dan raken we aan het licht van de Eeuwige die immers ook de zon laat opgaan over goeden en kwaden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.

DAVID

En ik had het kunnen weten! De kleine David, een kind nog, werd achtervolgd door zijn jaloerse koning. Op zekere dag kreeg hij de kans om zijn genadeloze achtervolger te doden? Wat was er gebeurd? De koning moest naar de wc. Hij had een grot opgezocht. Toevallig had David zich daar voor de koning verstopt. Saul zat gehurkt bij de ingang. David kroop voorzichtig naar hem toe. Hij kon hem zò neersteken! Maar hij deed het niet. Hij sneed stiekem een stukje van de mantel af om hem later te laten zien en te bewijzen dat hij hem had kunnen doden maar niet gedaan had. Houd ook van je vijand! Juist de kinderen kunnen dat. Onbevangen naar de wereld kijken en alles voor mogelijk houden.

DAVE

Zo las ik over Dave, een Amerikaans jongetje, dat zijn oom bezocht in New York. Dave vergaapte zich aan de stad. ‘Wat een hoge gebouwen!’, zuchtte hij en wreef over zijn nekspieren. ‘Dat zijn wolkenkrabbers’, zei oom George. Dave was even stil en vroeg toen hoopvol: ‘... Kun je ze ook aanzetten?’

En Jezus van Nazareth dan! Hij heeft het voor geleefd. Als je zelfs voor je vijanden iets van begrip en genegenheid kunt voelen, omdat ze ook mensen zijn, omdat ze ook hun zorgen hebben, dan vermoed je iets van Gods geheim.
Willemijn wilde een poes zijn. Ze droomde van een zacht velletje en van geaaid worden.

KATTEN

Drie katjes in de wei liepen hardop te dromen. ‘Ik zou in het Brook willen wonen’, zei de een. ‘bij de vijver: ‘s morgens ‘n visje, ‘s middags ‘n visje, ‘s avonds ‘n visje...!’ ‘Nee’, zei de tweede, ‘ik zou liever in de Kunderberg wonen bij de boer. ‘s Morgens melk, ‘s middags melk en ‘s avonds melk.’ ‘Ik wil het liefst in Wylre wonen’, zei de derde, ‘bij Brand Bier: ‘s morgens een kater, ‘s middags een kater en ‘s avonds een kater!’
Heb je vijand lief!

MINSTE

Een man staat te vissen in de vijver bij kasteel Rivieren. Ik zit naast de chauffeur van de lijkwagen. Achter ons een hele rouwstoet. We rijden richting Weustenrade. Als hij de stoet ziet haalt de visser z'n hengel binnen, zet zijn pet af en gaat netjes stil langs de kant staan met gebogen hoofd. De uitvaartleider naast me is onder de indruk. Dat maakt hij tegenwoordig zelden mee. Hij opent het raampje en zegt: ‘Complimenten, meneer, zo hoort het!’ Daarop zegt de visser: ‘Ach, dit is wel het laatste wat ik voor m'n vrouw kan doen.’
Heb je vijand lief! Alaaf.