Zalig die arm zijn

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

De acht zaligheden behoren tot de mooiste uitspraken van het evangelie, maar zij zijn ook de minst begrepen uitspraken. Ze zijn de meest troostvolle boodschap maar ook de meest radicale van het hele evangelie.

Wie is zalig? Hoe word je een zalig, een gelukkig mens?

Veel mensen zoeken hun zaligheid, hun geluk, in heel andere dingen dan wij hier vernemen. Zij zoeken hun zaligheid in dingen die ze hebben en niet in wat ze zijn. Wij willen alleen, bij wijze van voorbeeld, de eerste zaligspreking nemen. Als Jezus zegt dat de arme zalig is, dan stelt Hij zich dwars op tegen alle gangbare voorstellingen van geluk. De arme mens is er naar onze mening niet goed aan toe, hij is er arm aan toe. Dan kunnen we wel zeggen: ‘Armoede is geen schande', maar in werkelijkheid beschouwt iedereen het als een schande.

Arm is hij die iets wezenlijks mist. Arm is hij die zijn eigen situatie niet kan verbeteren omdat hij daartoe onmachtig is. Bij de uiterlijke armoede gaat het om materiële goederen: gebrek aan kle-ding, voedsel, geld; maar er is ook nog een innerlijke armoede, zelfs bij iemand die het uiterlijk goed gaat, en die armoede kan nog veel dieper liggen. Er is dikwijls zoveel dat wij innerlijk moeten missen en waaraan wij zelf niets kunnen veranderen. Deze innerlijke armoede geven wij niet graag toe, omdat wij bang zijn om als ‘arme' herkend te worden. Wij zijn schamele armen!

Alleen enkele voorbeelden om aan te tonen wat ons innerlijk ontbreekt, waarom wij arm zijn. Als ondanks al je goede wil, alles je mislukt. Als je ziet hoe anderen tekort schieten en je schudt je hoofd en denkt: zoiets kan bij mij toch niet gebeuren. En dan gebeurt het toch, ook bij jou. Dat doet pijn, je verzet je ertegen, maar tevergeefs.

Wij voelen dat wij arm zijn. Wij kennen onze gebreken heel goed en toch willen wij ze niet bekennen. Wij geven zo vlug de moed op omdat ons zelfvertrouwen zo klein is. Wij gaan eronder gebukt dat wij zoveel zelf alleen moeten opknappen en toch willen wij dat niet erkennen. Iedereen verwacht van mij dat ik flink ben, moedig, dat ik dat kan, maar ze weten niet hoezeer ik ook eens eenvoudig klein en onbezorgd zou willen zijn, Maar dat mag nu eenmaal niet. Ik zelf ontdek dikwijls zo weinig zin in alles wat ik doe; wij krijgen in ons werk zo weinig bemoediging en eigenlijk hebben wij dat ook nodig, maar dat mag je niet laten merken. Wat mij zo geweldig veel kost, vinden anderen vanzelfsprekend. Het kan zelfs zover komen dat ik echt niet meer weet hoe het verder moet. Als ik dan eerlijk voor God mijn onmacht kan bekennen, als ik dan ervaar dat ik voor God klein mag zijn, dat Hij mij neemt zoals ik ben; als ik dan eerlijk kan toegeven, wie ik werkelijk ben, dan kan de echte zaligheid doorbreken in mijn hart, waarover dit evangelie spreekt.

Vaak is het nog moeilijker tegen mensen te zeggen hoe arm je bent, dan het tegen God te zeggen. Soms klagen wij dat niemand ons helpt, maar laten wij ons wel helpen? En toch behoort het tot de echte volwassenheid te kunnen bekennen dat je anderen nodig hebt.

Onze armoede kan geluk worden, als wij onze lege handen durven uitstrekken naar een ander om van hem het geluk te ontvangen. Onze handen zijn leeg als we geboren worden, en onze handen zijn ook weer leeg als we vanuit dit leven overgaan naar het andere. Het zou veel tot ons geluk kunnen bijdragen als wij onze handen ook tijdens ons leven open zouden kunnen houden voor anderen. Wij leven allemaal bij de gratie van anderen; dat te kunnen erkennen kan een bron van vrede worden.

Telkens als ik de heilige communie uitdeel, kom ik onder de indruk van deze lege handen. Telkens als ik zoveel lege handen voor mij zie, denk ik: ja, wij zijn in wezen ontvangende mensen, mensen zonder verdiensten. Zo een lege hand kan eigenlijk niets, zij dient tot niets, zij heeft geen doel, maar zij zegt tot God: voor U ben ik arm en ik schaam me daarover niet, vul Gij mijn lege handen.