5° Zondag C (2010)

Deze zondag biedt ons twee lezingen met sterke verhalen; in de eerste ziet de profeet de Heer gezeten op een troon in de tempel, een aanwezigheid met de effecten van een imposant toneelstuk. De profeet reageert met de uitroep: "Wee mij, ik ben verloren, ik ben een mens met onreine lippen." Een engel raakte zijn lippen aan met een gloeiend kooltje en stelde hem gerust: "Uw zonden zijn verdwenen, uw misstappen vergeven". Toen sprak de Heer zelf hem aan en de profeet stelde zich in zijn dienst. Het evangelie is het verhaal van de wonderbare visvangst: twee boten tot zinkens toe gevuld met vis. Petrus reageerde juist als de profeet: "Ga weg van mij want ik ben een zondig mens. Want ontzetting had zich van hem meester gemaakt."
En juist als in het eerste verhaal, roept Jezus Petrus tot zijn dienst: "Vrees niet, voortaan zult ge mensen vangen."
Het verhaal van Lucas begint er mee dat de mensen bij het meer van Gennesaret op Jezus aandrongen om het woord Gods te horen. Dat trof me want ik moest denken aan de mensen uit Nazareth: die wilden juist wonderen zien, genezing van zieken en bezetenen, verder niets. Waar gaat het nu om: om het woord Gods of om wonderen? De mensen uit het verhaal van Lucas voor vandaag kregen allebei: het woord Gods en als extra een paar dagen goedkoop vis.
In de krant las ik dezer dagen: "Kerken maken zichzelf overbodig. De kerk heeft zich vervreemd van haar kerntaak. Ze heeft een boodschap voor de wereld, het woord van Christus. Maar zij is te druk met allerlei activiteiten van maatschappelijke aard. Vanuit het evangelie gezien deugt de samenleving niet en daar moet de kerk wat van durven te zeggen."
Dat klopt niet: het christendom heeft niet alleen de boodschap van Christus aan de wereld verkondigd maar bovendien bijna vanaf het eerste begin heel veel betekend op maatschappelijk gebied: zoals onderwijs en ziekenverzorging.
Tegenwoordig dringt de mensheid niet meer aan om het woord van God te horen zoals de mensen bij het meer van Gennesaret nog deden. En onderwijs en ziekenzorg zijn openbare diensten geworden.
Zou er dan, buiten Gods Woord, geen ander woord bestaan dat een boodschap inhoudt voor ons allemaal, jong en oud, gelovig en ongelovig? Zouden er dan geen woorden zijn die nu veelzeggender zijn dan het Woord van 2000 jaar geleden? Ook al komt het tot ons op heel andere manieren.
Over een van die manieren zou ik iets willen zeggen.
We kennen de uitdrukking: de stem van het geweten, meestal in de zin van besef van goed en kwaad. Of: "Ik hoorde een stem in mij die zei..." En: verliefd zijn, een afkeer hebben van iets of iemand, blij zijn, je ongelukkig of neerslachtig voelen. Zulke en veel andere gevoelens zijn stemmen die mogelijk een boodschap inhouden voor de aandachtige luisteraar. Dan zijn ze meer dan alleen een lekker gevoel, of een gevoel dat je kwijt wilt omdat het in de weg zit, zoals een opgeblazen gevoel in je buik.
Wetenschappers staan verbaasd over de foto's die de Hubble telescoop stuurt: nieuwe beelden, nieuwe inzichten, nieuwe vragen, alsof ze het uitdijend heelal aan den lijve meemaken! We hebben nog geen telescoop die doordringt in het heelal van onze geest. Wij moeten het nog doen met aandacht hebben, goed luisteren en zo een mogelijke boodschap opvangen.
Tijd geven, eerbiedig, ongestoord, zonder te oordelen, aandacht geven aan de ritselingen van onze geest, aangename en onaangename, dat is een manier om te luisteren naar het Woord in en voor onze dagen.
De barmhartigheid, de compassie, de nabijheid die mensen ervaren hebben toen ze luisterden en geraakt werden door Jezus, kunnen wij niet meer meemaken als we luisteren naar het Woord in de kerk. Toch zijn de bron en de bezieling van dat Woord, uitdijend met het uitdijend heelal, nog steeds werkzaam.
"Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Rijk der hemelen zich met geweld baan en geweldenaars maken het buit. Wie oren heeft, hij luistere." Zo heeft de evangelist Matteüs het proberen te zeggen. (11,12.)