Beste vrienden,
Wanneer ik jullie zou vertellen dat ik mensenvanger van beroep ben, hoe zou dat in uw oren klinken? Niet veelbelovend vrees ik en daarom zal ik ook nooit op het idee komen om me zo voor te stellen wanneer iemand me vraagt wat ik doe. Ik zeg dan eerder: „ik ben diaken, ik vertegenwoordig de Kerk, preek, en probeer me voor anderen diaconaal en pastoraal in te zetten.
Mensenvanger! Dat klinkt mij te veel naar mensen „inpalmen“ of hen iets opsolferen. Dat past niet bij ons geloof en dat past ook niet bij mijn opvatting van pastoraal. Bij het verkondigen van religie mag nooit dwang in het spel zijn en zeker geen visnet, waarin een krioelende menigte hulpeloos naar lucht hapt. Neen, van de titel „mensenvanger“ neem ik graag afstand!
Trouwens, met die grote vangst van Petrus, daarmee kon Jezus toen misschien bij de vissers en de dorpsbevolking aan het meer van Genezareth indruk maken. Maar vandaag? Vandaag zijn er andere dingen vandoen. Vandaag zou Jezus van de moderne media moeten gebruik maken en zich op het scherm laten zien. Eerst laten schminken, een laag poeder laten aanbrengen om elk foutje te bedekken en ervoor te zorgen dat je gezicht niet blinkt in het licht van de schijnwerpers. Dan nog geschikte kleding en een perfect uiterlijk en de show kan beginnen. Geen tijd voor lange geloofsgesprekken, maar wel voor smalltalk – grappig, adrem, kort en gevat – anders zappen de mensen te snel weg. In deze tijd is de inhoud van het gesprek niet meer van belang, maar wel het charisma en de overtuigingskracht van de spreker. En vooral ook de kijkcijfers die ermee worden bereikt. Wanneer ik naar aanleiding van deze overwegingen naar onze kerk kijk, dan stel ik vast dat de netten van de kerk eerder slap, en vooral meer leeg dan gevuld in het water hangen.
Zeker, af en toe zwemt er nog eens iemand voorbij en voelt zich goed bij ons. Maar dat de netten nog altijd niet goed gevuld raken, daar hebben ook de talrijke nieuwe missionaire activiteiten niets aan kunnen veranderen. Wij willen, als kerkgemeenschap, de mensen een thuis bieden. Wij doen allemaal ons best, ieder van ons, maar het lukt ons niet – hoe kunnen we tot bij de vissen geraken?
In de Bijbel is dat natuurlijk weer heel anders en blijkbaar ook veel eenvoudiger. Jezus moet de mensen niet moeizaam gaan zoeken, ze zijn al in groten getale ter plaatse. En omdat het er zo veel zijn stapt Hij in de boot en spreekt vanop het water tot de menigte. Nu moet ik wel opmerken dat de eigenlijke sensatie zich niet voor het publiek afspeelt, maar eerder met gesloten deuren. Daarom bekijken we die kern van het verhaal van dichterbij:
Jezus begeleidt zijn toekomstige leerling, Simon Petrus, op diens eigen terrein, bij zijn dagelijks werk. En nu komt na de theorie de praktijk. En wel als volgt: Petrus en zijn collega’s maken zich grote zorgen. Ze hebben hard hun best gedaan, maar tevergeefs. Jezus is wel geen visser, maar Hij heeft de zorgen van de vissers opgemerkt. Door zijn prediking voor de mensen op de oever moet Hij wel hun interesse hebben gewekt en hun waardering verdiend. In elk geval laat Petrus zich door die rondzwervende predikant, die een leek is wat visvangst aangaat, overhalen: „Wanneer U het zegt, zal ik de netten uitgooien “. En dat in het heetst van de dag, in een hitte waarbij normaal geen enkele vis het in het hoofd haalt om zich te laten vangen. Maar de actie wordt een ongelooflijk succes. Een succes dat niet waargenomen wordt door de menigte op de oever, maar achter de coulissen in het water. Een handvol visser heeft grote moeite om de netten binnen te halen. Een dergelijk succes is eerder onrustwekkend. Daar kan alleen God achter zitten en daarom wordt Petrus bang, bang voor die Goddelijke nabijheid.
„Ik ben toch maar een kleine mens, bekent hij: ga weg, ik ben een zondaar. “ Gewoon een mens, met fouten en zwakheden en veel onvolkomenheden. Maar Jezus, die neemt hem gewoon zoals hij is. Hij engageert hem en daarbij is het voor Hem helemaal niet belangrijk wanneer, hoe en zelfs of Petrus die opdracht zal kunnen uitvoeren. Hij zegt alleen: “Gij zult! Gij zult een grote vangst doen. Een mensenvangst! “ En wij? Hoe vangen wij, die Hem toch navolgen, hoe vangen wij mensen? Hoeveel moeite ik ook doe, ik kan gewoon niet wennen aan dat begrip. Mensenvanger – ik hou niet van dat woord. Maar mensen ervan te overtuigen dat zij, al was het maar een enkel ogenblik, hun oren moeten openen voor de boodschap van Jezus, die toch zo belangrijk is voor ons allemaal, dat zie ik wel zitten. Maar ik wil daar geen net voor uitwerpen, want daar zouden die mensen in verward kunnen geraken. Neen, mijn net moet in de lucht worden gespannen, boven de grond, zodat het mensen, die hun evenwicht hebben verloren, kan opvangen. En we weten toch allemaal : wie in grote hoogte wil werken, die balanceert beter over het koord van het leven wanneer hij weet : er kan me niets gebeuren, ik heb een goed werkend vangnet onder mij.
Meer dan door spectaculaire acties of optredens op radio en TV en meer dan door professionele mensenvissers is het juist dit levensgevoel dat er voor zorgt dat de meeste vissen aan land worden gebracht. Mensen die weten: Mijn leven wordt beschermd door een veiligheidsnet dat mij opvangt en mij ook in de crisis niet laat vallen. Ik wordt opgevangen door diegene die zich „de Goede Herder “ noemt en die niet de succes belovende massa, maar in de eerste plaats elk individu afzonderlijk opvolgt. Christus zelf heeft dat veiligheidsnet voor mij en voor mijn geloofsgenoten gespannen. Voor Petrus waren dat zijn collega’s-vissers; voor mij zijn jullie die geloofsgenoten.
Wat daarbij van groot belang is: wij zijn niet afhankelijk van het succes of het mislukken in ons dagelijks leven. Onze waarde wordt niet bepaald door onze uitstraling of amusementswaarde. Neen, de aantrekkingskracht van ons geloof is onze levensgevoel.
De zeer ervaren visser Simon Petrus laat al zijn ervaringen en ook zijn mislukkingen achter zich. Hij luistert met open oren naar de stem van Jezus en reageert niet betweterig, berustend of stijfkoppig, maar met veel vertrouwen op diens aanwijzingen: “Wanneer Gij het zegt, zal ik de netten uitwerpen.” Dat wil toch zoveel zeggen als: “Ik probeer het nog een keer, ik geef mezelf en mijn omgeving nog een kans. Ik geloof vast dat het kan lukken.
Hoe vanzelfsprekend bemoedigen wij onze kinderen en kleinkinderen elke dag weer: “Je kan het – doe het – probeer het.” En hoe dikwijls aanvaarden we zelf diezelfde bemoedigende woorden van God, waarin Hij ons toezegt dat wij ons leven gelaten en open voor elkaar mogen aangaan? Hoe dikwijls zeg ik echt tegen mezelf: “Eigenlijk geloof ik bijna niet meer dat mijn onderneming succesvol zal zijn – maar toch: Als Gij het zegt, zal ik mijn netten uitwerpen.”
Leef ik ook echt wel in de zekerheid dat er een dragend vangnet onder mijn voeten is gespannen? Een vangnet dat me zelfvertrouwen geeft? Wees niet bang! Die zin roept God ons telkens weer toe: vanuit de diepte, naast ons en boven ons, „wees niet bang! “ Dat levensgevoel moeten we in zijn opdracht aan onze medemensen doorgeven. Neen, we zijn niet bang. Daarom zullen we, op zijn woord, onze netten ook telkens weer uitwerpen opdat onze medemensen houvast kunnen vinden in de zware zeegang van hun dagelijkse leven.