Ons kennen is stukwerk (1 Kor. 13,9)

 

 De kosmopolitische stad Korinthe had in de tijd van de apostel Paulus een gemeenschap van christenen met knappe talentvolle mensen, mensen met gaven en charisma’s. Maar de liefde onder hen had groter kunnen zijn. Er waren een aantal partijen en groepjes. In zijn brief roept Paulus de gemeente op tot gemeenschapszin. Hij houdt haar het beeld voor ogen van een lichaam waar elk lid meetelt. Christenen behoren tot het lichaam van Christus. Paulus besluit daarom zijn beschouwingen over gemeenschapsvorming met een loflied op de liefde. Liefde bevordert de groei en de bloei van het lichaam. Een organisatie draait goed wanneer elke medewerker zich gewaardeerd voelt.

Tekort aan liefde

In het dorp waar Jezus was opgegroeid, was er een tekort aan liefde. Wanneer hij daar in de synagoge zijn toespraak hield, hoorden een aantal toehoorders zijn boodschap niet. Zij luisterden niet naar de inhoud, maar schreven Jezus, hun dorpsgenoot, af omwille van zijn afkomst.

Als iemand het ver brengt, zijn er die van zijn glorie en macht willen genieten en zijn er anderen die het niet verdragen en de persoon naar beneden halen.

Mensen zijn groot als ze zich dienstbaar kunnen opstellen, ze zijn groot als ze zich kunnen bukken om anderen op te tillen. Wij leren bij wanneer wij naar anderen kunnen luisteren. Niemand mag denken dat hij de volle waarheid in pacht heeft, we kunnen leren van anderen.

Bescheidenheid

Paulus besluit zijn bezinning over de liefde met een opoept tot bescheidenheid. Ons kennen, zegt hij, is immers stukwerk. Dit is een heel belangrijk inzicht. Het geldt voor alle tijden. Vroeger is al te absoluut gesproken, maar dit is nu nog het geval. Mensen kunnen in onze tijd zeer absoluut spreken, het verleden afzweren en overtuigd zijn dat zij nu het juiste inzicht hebben. Iedereen heeft zijn of haar eigen mening en verkondigt haar soms als de enig zaligmakende. “L’homme doit arrêter de croire qu'il comprend tout. Il faut être humble et réaliser que personne ne sait rien sur rien » (Powers Richard, LLB 15 oct. 2018).

Het lijkt erop dat je vandaag meer punten krijgt met te zeggen dat je niet in God gelooft dan met God wel te aanvaarden als bron en middelpunt.

Groeien in inzicht

Paulus wijst op de groei van onze kennis en onze inzichten.

Toen ik een kind was, sprak ik als een kind,

voelde ik als een kind, dacht ik als een kind

en nu ik man geworden ben, heb ik het kinderlijke afgelegd.”

 

Wanneer het kind opgroeit als man of vrouw, dan wordt het kinderlijke afgelegd. Paulus slaat wel enkele etappen over van de evolutie van kind tot volwassene en van de volwassene op de weg door de derde en de vierde leeftijd. De avond van het leven brengt nieuwe vragen mee. Wat is het leven als het bijna voorbij is? Heb ik me wel gericht op het Hooglied van de liefde? Ben ik dankbaar voor de kleine en grote daden van goedheid en zorg de ik mocht ervaren? Heb ik er zelf gesteld?

Niet alles uit de kindertijd verdwijnt. Het kind is vader van de man. Als kind krijgen we al waarden mee, die ons leven verder beïnvloeden, Wij vangen er de eerste klanken op van een taal, die als onze moedertaal zal meegaan. We mogen er ervaren dat we gedragen zijn. Het is een glimp van het mysterie van ons bestaan.

Veranderingen

Maar in de loop van een leven verandert veel. De evoluties zijn nu vlugger en groter dan in de tijd van Paulus. Sint Paulus werd wellicht 57 jaar. De gemiddelde leeftijd in ons land is nu 84. Mensen van nu hebben veel weten veranderen. Ze hebben op school de periode gekend van de griffel en het krijt, van de pen en de inktpot, van de porteplume, van de stylo en van de digitalisering en ze beseffen dat nog veel zal veranderen.

Ik kreeg een powerpont over een kerkgebouw dat in een luxueuze woning is veranderd. Ik stuurde ze naar anderen door. Helena dankte voor de zending, Ze had wel enkele bedenkingen bij de kapitaalkrachtigen om de verandering te bekostigen. Ze vraagt zich of waarom zoveel kerken leeg zijn komen te staan en zij beseft dat haar eigen geloofsleven is veranderd. “ Es stellen sich aber auch viele Fragen, nämlich wieso wir innert so kurzer Zeit unbenutzte Kirchen haben.

Fehlen die Gläubigen oder die Priester ? Ich denke dabei, dass sich auch mein religiöses Leben stark geändert hat. Einst waren wir beheimatet in der Kirche und heute ? ?  Wir haben zu überzeugt alles geglaubt und so viel wurde geändert. Ich will aber nicht jammern. Ich freue mich über diese wunderschöne Kirchenwohnung.”

Uit het boek van Bouke Billiet, Het huis met de achterdeur. Een familie uit Laarne vertelt haar twintigste eeuw een citaat van Magda: “Pas toen ik achttien was, begon ik eens over dat geloof na te denken. Lang heeft het dan niet geduurd. Je kan niet tegelijk katholiek en volwassen zijn, zegt Orwell en hij heeft gelijk” (Bouke Billiet, o.c., p. 127).

Een tweede citaat is van haar moeder Elvire in een brief aan haar zoon Jozef die in het buitenland was: “Zo en hoe gaat het met U? Doet ge daar iets voor de Vasten??? Denkt ge er wel: eens aan als ’t Zondag is om ten minste in gedachten de Mis bij te wonen? Ja ik zie U al met uw hoofd schudden en lachend zeggen: ons moeder is weer bezig!!! Maar, ik zelf heb zo een heel grote steun aan mijn geloof dat ik het me heel erg zou spijten moest mijn Jef dat niet hebben’ (Ibid., p. 149).

 

Wim Sonneveld zong met veel heimwee over het dorp van toen een lied met daarin het refrein: Ik was een kind en wist niet beter Dan dat 't nooit voorbij zou gaan.

Het dorp van toen is er niet meer, tenzij in een openluchtmuseum als Bokrijk. De wereld verandert voortdurend en een mensenleven is in evolutie. De kennis neemt toe, maar we mogen niet denken dat wij nu al alles weten. De apostel Paulus heeft het juist voor, wanneer hij zijn lofrede op de liefde besluit met te schrijven dat ons kennen stukwerk is.

De grote drie

Hij drukt zijn lezers vooral op het hart dat geloof, hoop en liefde blijven en dat de liefde de grootste is van de drie. Hij vraagt dat we de weg van de liefde gaan. Dit lukt niet altijd. Er zijn momenten waar we ongeduldig zijn en ons eens kwaad maken en niet alles zullen toelaten; Jezus heeft ook niet alles ervan opgevolgd. Wanneer hij geslagen werd, vroeg hij: “waarom heb je mij geslagen?” (Joh 18,23). Hij had een zweep bij de hand tegen het gesjacher op het tempelplein. Hij heeft niet alles over hem laten gaan waar tegenstanders hem van beschuldigen. Hij veroordeelde het geweld en schonk vergiffenis aan zijn vijanden.

Jezus had een grote liefde tot zijn Vader. Hij heeft op hem zijn vertrouwen gesteld, zoals de profeet Jeremia eeuwen vóór hem. Wij hebben deze zondag een schone tussenpsalm, waarin een gelovige zijn dank en vertrouwen uitspreekt. Dit past in elke levensfase: Tot op vandaag herhalen en bidden mensen met overtuiging de woorden van psalm 71. En ook morgen en in de toekomst zal dit gebeuren.

Vanaf de moederschoot steun ik op U.

Gij waart mijn beschermer sinds mijn geboorte.

Ik zal uw rechtvaardigheid prijzen, uw bijstand de hele dag” (ps. 71).

DURVEN UITWISSELEN

Een vereniging belegde op geregelde tijdstippen voordrachten.

De bestuursleden zochten naar bekwame inleiders.

Buiten de stad leefde een monnik. Hij was befaamd om zijn wijsheid en inzicht.

Zij nodigden daarom deze monnik uit voor een toespraak.

Zij haalden hem vanuit zijn kluis naar de conferentiezaal.

“Weten jullie waarover ik zal spreken?”

Vroeg de monnik aan de aanwezigen in de zaal.

“Neen”, zeiden ze “we weten het niet.”

“Hewel, ik spreek niet tot onkundigen” antwoordde de monnik
en hij verliet de zaal.

Maanden later waagden zij het een tweede maal hem uit te nodigen.

De monnik kwam en hij stelde alweer die verrassende vraag
“Weten jullie waarover ik het zal hebben?”

Geleerd van de eerste keer, antwoordden allen nu met ja.

“Wanneer jullie het weten, dan moet ik niets meer vertellen” zei de monnik en hij keerde onmiddellijk naar zijn kluis terug.

Alweer gingen maanden voorbij
en het verlangen om de monnik te horen bleef bestaan.

Zij waagden het voor een derde maal.

Opnieuw stelde de monnik zijn zelfde vraag:
“Weten jullie welk onderwerp ik zal behandelen?”

Deze keer zegden enkelen dat zij het wisten
en anderen dat het niet konden vermoeden.

“Hewel” zei de monnik “ dat zij die het weten het dan
doorgeven aan hen die het niet weten”
en hij ging weg uit hun midden.

Wat wou de monnik zeggen?

Dat niemand zich boven een anderen moet stellen?

Wij hebben slechts één Heer, onze Hemelse Vader.

Of wou de monnik zijn toehoorders bijbrengen
dat wij van mekaar veel kunnen leren?

Zij die menen te weten, kunnen hun kennis delen
met wie niet weet.

Wij mogen het goede nieuws net voor ons alleen houden.

Wij zullen tevens bereid blijven te luisteren naar zij die
het niet weten of die een andere mening vertegenwoordigen.

Wanneer wij echter onze eigen kennis overschatten, herleiden wij de anderen tot onkundigen.

Er is steeds een punt waarop een andere mijn leermeester kan zijn
zoals er eveneens een domein is waarop il zelf kan uitmunten.

Uitwisseling in een open sfeer verrijkt wederzijds.