Uit dromen geboren (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

SABBAT IN NAZARETH

Het zal de gebruikelijke drukte geweest zijn, daar in de kerk van Nazareth. Op sabbat komen de mannen van het dorp samen om over de Wet te discussieren. Vandaag voert Jezus het woord. Hij is terug in zijn geboortedorp. Hier is hij opgegroeid; heeft hij gelachen en gehuild. Hier wonen de jongens uit zijn straat en de meisjes van vroeger. Het is niet makkelijk om voor je eigen volk op te treden. De mensen kennen je te goed, je zwakke punten, je stokpaarden en je grappen. Intussen bereiden de vrouwen thuis het sabbatsmaal.

MET WIE MAG IK DROMEN?

‘Het meeste heb ik nog aan mijn kleindochter’, vertelde een vrouw. Haar man was acht weken geleden gestorven. Onverwacht. Al schoten haar achteraf kleine gebeurtenissen te binnen die wellicht voortekenen waren geweest. Maar ja, ‘hij wilde toch nooit naar de dokter!’ Nu was ze veel alleen. En eenzaam. Eenzaam is, dat je met de ziel onder de arm loopt. Vroeger had ze hém in de arm. Dat gaf wat meer vastigheid. Ze was ook vaker bang. Het leek alsof haar huis andere geluiden maakte dan vroeger. Aan haar dochters liet ze niets merken. Die hadden hun eigen leven. De een stond er ook alleen voor en de ander had veel te stellen met een ziek kind. Eenzaam was ze, omdat niemand haar verdriet zag; omdat niemand wist dat ze wakker lag; omdat ze haar boterham niet kreeg doorgeslikt en maar wat lepels yoghurt nam. In die troosteloosheid was de komst van haar kleindochter een feest. ‘En weet u waarom?’ Haar vraag beloofde een verrassing! ‘Weet u waarom...? Luke kan zo lekker fantaseren.’ Haar kleindochter kon iets wat haar dochters nooit meer deden, en ook de huisarts niet en de vriendinnen niet. Ze kon lekker met haar fantaseren, tot aan de horizon.

‘Waar zullen we eens met opa naar toe gaan?’, vroeg Luke dan met pretogen. Oma mocht het zeggen. ‘Naar Valkenburg!’ ‘Dat is leuk’, zei Luke. ‘Mag ik mee?’ ‘Natuurlijk. Dan gaan we op een terras zitten.’ ‘Lekker. Ik wil een dame-blanche!’, lachte Luke. ‘En ik een cappuccino.’ Dat ging nog even door. In het samen dromen vertelden oma en haar kleindochter wie ze misten; en waarnaar zij verlangden; en legden ze de basis voor nieuwe toekomst.

KRACHT VAN DE DROOM

In de dagen van Jezus was het al 600 jaar geleden, maar iedereen sprak er nog over. De bevolking van Jeruzalem was gevangen genomen en weggevoerd naar het verre Babylon. Daar hadden de joden in armoede geleefd. Ze spraken de taal niet en werden als tweederangs burgers beschouwd. De mensen hadden in die tijd de moed erin gehouden met verzen van Jesaja. Deze dichter schreef onsterfelijke liedjes van verlangen. Zo ongeveer als ‘Wie sjoen os Limburg is...’, gezongen op een zolderkamer in Nieuw-Zeeland. Het geloof werd op schrift gesteld. De bijbel ontstond. Het volk moest niet geloven in de planeten aan de nachtelijke hemel van Mesopotamië. Ze zouden vooral de hoop niet verliezen op een bevrijding door de onnoembare Ene. Jesaja gaf hun de tekst: ‘eens komt de dag, dan horen de armen het blijde nieuws, de gevangenen krijgen hun bevrijding aangezegd, de geketenden keren terug naar het licht; een genadejaar van God breekt aan.’ Het is dit boek dat Jezus uitrolt in de synagoge van Nazareth. Hij fantaseert. Dat doe je in de synagoge met elkaar: fantaseren. Hij droomt, samen met Jesaja, over het einde van de onderdrukking. Jezus sluit zich niet aan bij een bevrijdingsleger tegen Rome maar hij droomt met de mensen over de vrijheid. De droom voedt ons verlangen. Ze maakt dat we de harde werkelijkheid uithouden en ze schrijft een program voor ons denken en handelen. Dat is wat godsdienst doet. Dat is wat we nodig hebben.

BANANEN Oma kwam haar pijn het beste kwijt als ze met Luke aan het fantaseren was. Maar oma gaf Luke ook een droom terug. ‘Weet je wat we volgende week gaan doen? Dan nemen we het vliegtuig. Dan gaan we naar Afrika. Daar maken we de mensen blij.’ Luke keek opgetogen. ‘Dan nemen we een vrachtvliegtuig en dat stoppen we vol met kleren en naaimachines en choco printen en bananen.’ ‘Bananen hoeft niet’, dacht oma. Ze veegde een traan weg. Opa was nooit in een trein gestapt zonder banaan op zak. Bidden, dat is voor Jezus: het verlangen voeden naar Gods koninkrijk!

TE MOOI Lieve kinderen. Daan zat ingespannen te tekenen. Tong uit de mond, ellebogen links en rechts op tafel en het hoofd ertussen. Ineens werd hij boos; scheurde zijn papier kapot en begon te huilen. Pappa kwam toegesneld. ‘Wat is er Daan? Heb je je pijn gedaan?’ Daan keek pappa met vervaarlijk samen geknepen wenkbrauwen aan. ‘Nee!’, riep hij boos. ‘Het gaat niet!’ Daan was bezig met een tekening. Hij wilde een takelwagen maken die de auto van pappa wegsleepte. Maar het lukte niet. Al drie keer was hij opnieuw begonnen en telkens was er links te weinig plaats voor de takel. Toen Daan uitgehuild was ging pappa naast hem zitten. ‘Kijk Daan, je hebt een prachtige tekening in je hoofd. Dat is het belangrijkste, de tekening in je hoofd. Die wil je op papier. Dat is niet gemakkelijk, vooral als de tekening in je hoofd erg mooi is. Kijk, ik begin eerst met het potlood. Dan kan ik heel dun de tekening ongeveer maken. Hier komt de takelwagen. Als dat klaar is, pak ik de viltstift.’ Daan had boos geluisterd, maar nu griste hij pappa het potlood af. Pappa liep terug naar de krant. Sloeg een pagina om en toen, toen klonk er opnieuw een wilde scheur en luid gehuil. De tekening in het hoofd van Daan was nog steeds te mooi om waar te worden.