Bij God mag ik geborgen zijn

Bij mijn familie kijk ik op maandagavond naar het Nederlandse programma Spoorloos.  Mannen en vrouwen willen weten wie hun vader en moeder is.  De reporters zetten zich fantastisch in om deze te vinden.  Ze ondernemen daarvoor zelfs heel verre reizen.  Een DNA-onderzoek neemt zo nodig de laatste twijfel weg om de biologische vader te kennen.

Ik heb nooit getwijfeld dat mijn papa, die overleed toen ik twaalf jaar oud was, en mijn mama, die overleed toen ik 47 was, mijn biologische vader en moeder waren.  Zo heb ik zelf geen enkel behoefte om het DNA van God te kennen om in Hem te blijven geloven.

Niet elkeen krijgt het geloof van huis uit mee.  Ook als we het daar krijgen, moeten we het persoonlijk beamen en verdiepen.  Lange tijd hebben we gedacht dat elkeen in God gelooft.  Nu nog kunnen we zeggen dat het meerderdeel van de mensen in God geloven.  De wereldgodsdiensten bevestigen dit.  We mogen toch het groeiend gewicht van het atheïsme niet onderschatten.

In zijn interessant boek, De Kern van het Geloof, waarvan de eerste uitgave dateert van 1970, liet Jozef Ratzinger, paus Benedictus XVI, opmerken dat zoals de niet-gelovige de gelovige uitdaagt, ook omgekeerd het geloof het ongeloof bevraagt.  We zijn niet ongevoelig voor de vraag: “Wat bedoelen wij als we God zeggen? “ Prof. Ignace Verhack schreef daarover een boek en sprak erover in het Christen Forum Hasselt.

 Zeg me toch hoe je heet (Gen. 33,30)

Ons geloof heeft zijn wortels in de joods-christelijke traditie (Gen. 12,1).  Joden, moslims, christenen noemen zich kinderen van Abraham.  Zij nemen aan dat deze omwille van een roeping zijn land heeft verlaten en zich aan die Roepende Stem heeft toevertrouwd.  Vanuit de bijbel benaderen wij God als een persoon, zeker als een Gij.  Hij is niet een persoon die lijfelijk naast mij een plaats inneemt en op een stoel zit.  Met woorden van de psalmist richten we ons tot God, soms om Hem onze kwaadheid uit te schreeuwen, vaak om onze zorgen uit te drukken, maar vooral om Hem te danken, die zorgt voor zijn volk en die de wereld draagt.  In de bijbel ontdekken we de verbondenheid die God aanbiedt.  Hij is een liefdevolle, maar ook eisende God.

Er bestaat wel iets”, zeggen een aantal.  Ze maken deel uit van de groep van het ‘ietsisme’.  Dat ‘iets’ is een soort kracht.  Zelf vind ik het moeilijk om te bidden tot een ding, tot een ‘het’.  In het bidden richten wij ons tot een ‘Gij’.  Lotte Stein was zeer gelovig.  Ze was van joodse afkomst en zij gebruikte volgende gelijkenis: “Zelfs mijn beste vriend kan onmogelijk altijd onmiddellijk paraat staan.  Hij kan maar de ene telefoon na de andere beantwoorden.  God hoort me altijd en aanvaardt elkeen.” We mogen en kunnen allemaal tot Hem bidden, al stijgen de gebeden langs verschillende kanten naar de hemel.  Ze bereiken Hem zeker als mensen bidden opdat zijn wil door ons en door anderen mag gedaan worden.  “Onze Vader in de hemel zal de heilige Geest geven aan wie hem erom vragen” (Lc. 11, 13).

Joden kregen de eerbied mee voor Gods heilige naam.  “Ik ben die er zijn zal” (Ex. 3,14).  Toch is Hij de onuitsprekelijke.  “God is onbekend, ook voor de serafijnen rond zijn troon” (M Bellet, Niemand heeft God ooit gezien).  Wij mogen nooit denken dat wij God op zak kunnen steken.  Wij blijven stamelen en vragen: “Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden?” (ZJ. 566).

 Wie mij ziet, ziet de Vader (Joh. 14,9)

Wij geloven nooit alleen.  We doen het allereerst met Jezus en met hen die in Jezus geloofden toen en nu.  Omdat Jezus God aanspreekt als ‘Vader’, durven we dat ook.  Jezus is zo verbonden met zijn Vader dat hij in God is en God in hem. Jezus was en blijft Gods gelaat onder ons.  Door deze aanspraak op zijn innige verbondenheid met zijn Vader kreeg Jezus tegenstand.  Daarom zijn volgelingen van Jezus aangevallen.  Verontwaardigde mensen stopten hun oren als Stefanus zei dat hij de hemel open zag en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand (Hnd. 7,56).

 In de eenheid van de heilige Geest

Jezus is door de Geest gezalfd.  Lucas onderstreept dit heel sterk in zijn evangelie.  De Geest, die Jezus bezielde, bezielt de kerk en de wereld.  God is zowel de verre als de nabije.  Hij komt tot in het hart van de mens.  “Wij hebben de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn en hem te aanroepen met ‘Abba, Vader” ( Rom. 8,16).  We belijden God als drie-in-een.  De moslims hebben veel moeite met deze belijdenis van de christenen.  God is geen eenzame God.  In Hem is familie.  Hij is gemeenschap en Hij schept gemeenschap.  Dit raakt het diepe mysterie van de Kerk, die komt uit de Drie-eenheid.  Als de Kerk  bidt, vooral in het eucharistisch gebed, richt zij zich tot de Vader door Jezus in de eenheid van de heilige Geest.

Ons denken over God heeft invloed op ons handelen.  De éne God bevrijdt ons van afgoden die verknechten.  Door God te bevestigen, erkennen we tevens de waarde van elke mens.  Zeggen dat God een en verscheiden is, dat geeft zin aan relatie.  Het helpt om verscheidenheid te erkennen en gemeenschap te bevorderen.

In Oostenrijk staan veel Drievuldigheidszuilen.  In onze streken hebben kunstenaars de genadestoel uitgebeeld: de Vader met zijn gekruisigde Jezus en met het symbool van de Geest.  De orthodoxe kerken vereren schitterende iconen.  Een heel bekende is deze van Rublev.  Het  tafereel roept het bezoek op van drie mannen bij Abraham en Sara (Gen. 18,1-5).  Alle drie zitten ze aan tafel, de voorkant van de tafel is open.  Zij zijn de gastheren, wij mogen bij hen thuis komen.  Wij kunnen, met dit beeld voor ogen, bidden en belijden dat “Gij God zijt, eeuwig, waarachtig en getrouw, Gij drie personen, even goddelijk voor ons en even groot, o heilige Drievuldigheid” (prefatie, feest Heilige Drievuldigheid).

In het werkatelier te Cazis van de Zwitserse dominicanes, Zuster Caritas Müller, zag ik een mooie keramiek.  Ze noemt het de ‘barmhartige Drie-eenheid’.  In het midden ligt een mens.  Rondom hem: de Vader die hem optilt, de Zoon die hem de voeten wast, de Geest die leven inblaast.

We blijven nog even in Zwitserland.  In de Allerheiligenkerk te Basel - een moderne kerk - staat het beeld van Notre Dame de la Trinité, Onze Lieve Vrouw van de Drie-eenheid.  Het is gemaakt door Albert Schilling in 1958 en toont Maria als ‘geestelijk vat’, zittend met het kind Jezus in het midden en boven haar Gods hand en Gods duif.  Maria nodigt ons uit om samen met haar God te verheerlijken (Lc. 1,46).

In God mag ik geborgen zijn.  Bij de Vader, de Zoon en de Geest is onze thuis.

Deze bezinning is geschreven in het kader van het Jaar van het Geloof. Ze verscheen in het tweemaandelijks tijdschrift Banneux N.D. Boodschap voor alle naties, jan.-febr. 2013.