Leven na de dood?

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Zolang de mensheid bestaat, heeft de mens zijn ouders, zijn broers en zussen, zijn kinderen zien sterven. Altijd heeft de mens de zijnen prijs moeten geven aan de dood. Maar even lang heeft een mens geloofd, dat wat hij zag met zijn ogen, niet het einde kon zijn. Zijn ogen zagen dat mensen vergingen tot stof en zijn hart geloofde, dat het leven doorging.

De mens heeft dat vanaf de eerste tijden van zijn verschijnen op aarde geloofd en opgravingen bewijzen dat nog steeds. De doden uit die tijd worden gevonden met allerlei gaven, omdat hun familieleden ervan overtuigd waren, dat ze die nodig zou­den hebben over de grens van de dood. Tot in onze dagen geloven wij hetzelfde, wanneer wij in de novembermaand met onze bloemen naar de graven gaan of de foto's in de hand nemen van hen die ons lief waren. We hebben hen met onze eigen ogen zien sterven, maar ons hart gelooft iets anders.

Evengoed zijn er altijd mensen geweest, die zeiden: 'Ach, ze maken zich zelf wat wijs!' Mensen, die schamper deden over de gedachte, dat de doden leven.

Zo komen in het evangelie de Sadduceeën bij Jezus om dat idee belachelijk te maken. Ze zeggen: 'Kijk eens naar die vrouw met haar zeven mannen: bij wie hoort ze nou?'

Precies zo schamperen in onze tijd mensen: 'Ach, wat zou je geloven. Nooit is er iemand teruggekomen om ons te vertellen hoe het is! We zien bederf en onder­gang, houd het voorlopig daar maar op!'

Wellicht heeft dit verschil van opvatting te maken heeft met verschillende manieren van kijken naar het leven. Sommige mensen zien alleen de dingen, die ze met hun handen kunnen pakken: materiële zaken, hun huisraad, hun geld, andere mensen. Wanneer wij ons hele bestaan daarop richten, zullen we in het einde niets terug vinden. Alles wat we belangrijk vonden, bezit en aardse goederen, hebben en hou­den, verdwijnt uit onze handen als stof dat tussen je vingers wegvloeit.

Maar er zijn ook mensen, die met andere ogen kijken. Zij speuren naar dingen, die je niet kunt zien. Zo weet een kind, dat vader en moeder ook morgen nog van hem houden. Hij heeft daar geen bewijs voor nodig. Het is iets wat je niet ziet, maar dat je ingegeven wordt door je hart. Mensen weten van liefde en hoeven daarom geen bewijzen. Er zijn onzichtbare banden tussen mensen, die hen bijeenhouden door de tijd. Mensen proeven die genegenheid. Dit is kijken op een heel andere manier. Maar het is even echt en zeker zo belangrijk als de dingen van stof en aarde. Mensen die hebben Ieren kijken met de ogen van het hart, willen en kunnen gelo­ven, dat het verval van de stof en de materie niet het einde zal zijn. Mensen zijn meer dan stof. Zij kunnen en willen geloven dat het mogelijk is te leven over de grenzen van de dood. Zij blijven verbonden met hen, die hun lief waren.

Het valt lang niet altijd mee om dat te geloven. Ieder van ons heeft daar vroeg of Iaat moeite mee. Soms hebben we meer oog voor de materie dan voor de banden van de liefde. Hoe meer we investeren naar buiten, hoe moeilijker we zullen losla­ten en hoe harder we roepen: 'Zou het wel waar zijn?' Maar op belangrijke momenten, zeker als we er zelf mee te maken krijgen, kunnen we zeggen 'Ik voel, dat degene die mij zo buitengewoon lief was, niet weg kan zijn, hij of zij blijft bestaan bij God, de Heer van alle leven. Hij houdt hen in stand. Want zoveel moei­te, zoveel jaren kunnen niet voor niets geleefd zijn.

Daarom zorgen we extra goed voor onze kinderen, die na ons zullen bestaan. Daarom zetten we ons in om meer gerechtigheid te bereiken. Of we maken ons druk om het behoud van de aarde. Heel vanzelfsprekend zijn we bezig met de toe­komst. Het verlangen van ons hart kan niet anders. Investeren in verlies doet geen mens, hoop op winst houdt hem op de been…