32e zondag door het jaar C

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Al lang was er een conflict tussen de farizeeën aan de ene kant, die, zoals de Makkabeese broeders, wel geloofden in een nieuw leven na de dood, en de Sadduceeën aan de andere kant - een belangrijke groepering rabbijnen - die dat niet deden.

Zij zijn het - die de verrijzenis ontkennen -, die bij Jezus komen om er met Hem over te praten - of beter: om Hem zulke vragen te stellen dat Hij zou komen vast te zitten. Een echt gesprek willen ze dus niet.

Ik heb verschillende mensen, heel ziek, in het zicht van de dood, soms horen zeggen: ‘Ik ga naar ons vader’, of: ‘Ik hoop straks mijn vrouw weer te zien', en pas nog iemand, wijzend op een foto: ‘Die daar wacht op mij’. Het zijn allemaal misschien wat simpele verwoordingen van een diep en gelovig verlangen, dat dat wat ooit werd afgebroken, ook weer ooit ergens zal wor­den geheeld. Wat ooit is afgenomen - zo is de hoop -, zal ooit worden teruggegeven, want God keert alles ten goede. Dat ver­langen en vertrouwen hoor ik in dat eenvoudige, maar welge­meende ‘Ik ga naar ons vader’ of ‘Die daar wacht op mij’.

Maar dan is er een moeilijkheid, vinden die mannen die bij Jezus komen. Stel nu eens dat een vrouw meer dan eens ge­trouwd geweest is, hoe moet dat dan later? En zo maken ze het geloof in de verrijzenis een beetje belachelijk. Maar denkelijk met een lichte ironie antwoordde Jezus: ‘In deze wereld trouw je, maar in die andere wereld niet’.

Het nieuwe leven is een bij elkaar zijn, niet met één, niet met zeven, maar met iedereen. Hemel betekent niet langer geschei­den zijn van anderen, en niet langer verdeeld zijn in jezelf. Hemel betekent dat Gods kinderen één zijn met God. Dat is moeilijk voor te stellen, en Jezus gebruikt daarvoor telkens an­dere beelden. We vormen, zegt Hij, één wijnstok, waarvan alle ranken, wortels, bladeren, bloemen en vruchten samen het ene leven uitmaken. We zullen samen aan één bruiloftsmaal zitten. Die Sadduceeën maken de fout die wij ook dikwijls maken. We stellen ons dat nieuwe leven vaak voor als een voortzetting van het aardse leven; maar eeuwig leven gaat ieder menselijk voorstellingsvermogen te boven, en we kunnen er net als Jezus al­leen maar in beelden over spreken.

De vraag van de Sadduceeën wordt door Jezus dan ook afgedaan als niet ter zake doende. Hij baseert zijn geloof in de verrijzenis niet op spitsvondige redeneringen. Zijn verrijzenisgeloof vindt zijn wortels in zijn vertrouwen op de God van zijn volk. Die God - leerde de geschiedenis - was de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van alle voorouders. En die God had zich het lot aangetrokken van een klein en machteloos volk dat in Egypte slavenwerk moest doen. Die God had alles ten goede gekeerd. Dezelfde God die zorg vraagt voor arme en ontredderde mensen, zal zelf geen enkele mens aan zijn lot overlaten of in het donke­re niets laten verdwijnen.

Daarom zegt Jezus: ‘Onze God is geen God van doden, maar van levenden’. Dat betekent: God laat ons niet over aan de dood. Er wacht nieuw leven. Te mooi bijna om te geloven. Maar Hij deed het wel…