Eeuwige troost en blijde hoop (2 Tess. 2,16-17

 

November begint met de vreugde om het feest van alle heiligen. Zij die ons van bij God toejuichen en aanmoedigen op onze levensweg. Mensen die de lange weg zijn gegaan van lief en leed.

Novemberstemming

In de novembermaand eindigt het kerkelijk jaar en richten wij onze blik op het feest van Christus, Koning van het heelal. Jezus onthaalt ons op het einde van onze levensbaan, waarin hij met ons is meegegaan en die we zullen ontmoeten als eindrechter.

November, de maand met de ontbladerde bomen en de grijze lucht, herinnert ons aan de vergankelijkheid, aan het sterven aan de dingen en het heengaan van geliefden.

De liturgie biedt ons perspectief en verruimt onze blik met een boodschap over verrijzenis en eeuwig leven. Het lijkt erop dat de samenstellers van het lectionarium C van het einde van het kerkelijk jaar een raad toepassen van Antoine de Saint Exupéry: “Als je een schip wil bouwen, roep dan geen mannen en vrouwen bij elkaar om hen bevelen te geven, om ze elk detail uit te leggen, om ze te vertellen waar ze alles kunnen vinden. In plaats daarvan, leer ze verlangen naar de enorme eindeloze zee. “

«  Si tu veux construire un bateau, ne rassemble pas tes hommes et femmes pour leur donner des ordres, pour expliquer chaque détail, pour leur dire où trouver chaque chose... Si tu veux construire un bateau, fais naître dans le cœur de tes hommes et femmes le désir de la mer. »

Blik op eeuwig leven

Een moeder met zeven kinderen komt in de gevangenis terecht. Zij en haar stamgenoten hadden zich verzet tegen de godsdienstpolitiek van de koning. Zij worden gedood, maar leggen vooraf een getuigenis af van hun geloof in de verrijzenis. “U beneemt ons nu wel het tegenwoordige leven, maar de koning van de wereld zal ons na onze dood tot een nieuw, eeuwig leven opwekken, omdat wij omwille van zijn voorschriften gestorven zijn” (Makk. 7,9). Het zijn woorden die ons enigermate doen schrikken. Nog altijd worden mensen vervolgd omwille van hun overtuiging, ook omwille van hun herkomst. Waar halen ze de moed om niet op te geven.

Maar het zijn ook soortgelijke woorden, die door jihadisten worden uitgesproken. De belofte van een paradijs was soms een motief bij een aanslag...

Deze moeder en haar kinderen zijn bijna de eersten en de enigen in het Oude testament die zo klaar hun geloof in de opstanding uitspreken. In het boek Prediker is dit perspectief op een leven na de dood niet aanwezig. Bij hem is alles getekend door leegheid en ijdelheid.

.

In de uitvaartliturgie worden soms in een zang de woorden van Job aangehaald: “Ik geloof dat mijn redder leeft.” Maar dit was in de mond van Job geen uiting van een geloof van een verder bestaan over de dood heen. Job klampt zich vast aan God zelf als zijn laatste hoop, zijn levende redder.

Toch bevat het Oude Testament meerdere kiemen van opstandingsgeloof (Jes. 24-27, Daniël 12,1-3, Ezechiël 37,1-14).

“Christenen moeten de vreugde van het oude Israël om het aardse altijd in hun hart dragen. Nooit mogen ze de wereld ontvluchten om bij God te zijn. Ze mogen het christendom niet reduceren tot ene religie van het hiernamaals. Ze zijn maar bij God als ze in deze wereld zijn. Ze doen Gods wil slechts als ze deze aarde liefhebben, haar helpen opbouwen en daarbij niet dromen van andere werelden” (Gerhard Lohfink, Niets aan het einde? Over opstanding en eeuwig leven, Averbode 2018, p. 108).

Sadduceeën, toen en nu

De Sadduceeën die Jezus aan de tand voelen, zijn volledig in de lijn van het Oude Testament waar dit perspectief van de verrijzenis nauwelijks aanwezig is. In tegenstelling met de Farizeeën loochenen zij de verrijzenis. “Voor de Sadduceeën woog zwaar dat zij in de wetsteksten van het Oude Testament, voor hen de kern van de Godsopenbaring, geen enkele verwijzing vonden naar een leven na de dood. Trachten de wet te houden tijdens je aardse leven, dat stond en staat centraal, in de Joodse godsdienst. Als God de rechtvaardige uitzicht bood op eeuwig leven, dan zou dat daar toch zeker bij vermeld moeten zijn” (Jurgen Zeilstra).

Zij hebben tot onze tijd medestanders. Het geloof in een leven na de dood is afgezwakt of wordt sceptisch onthaald. Wij leggen de nadruk op het hier en nu in plaats van het hierna. Het hiernumaals haalt het op het hiernamaals. Maar altijd zullen mensen blijven nadenken over de grenservaring die de dood is. Of ze dan het optimisme delen waar Bob Dylan over zong ‘Death is Not the End’?   Het originele nummer werd herwerkt in het lied van Freek De Jonge:

Of je Christen, Zen Boeddhist bent, Islamiet of Jood
Er is leven, er is leven na de dood
Rij dus rustig door oranje en geef extra gas bij rood
Er is leven, er is leven na de dood

Refrein
Na de dood, (na de dood), na de dood, (na de dood)
Er is leven, er is leven na de dood

Maar uit eerbied voor het leven gaan we roekeloosheid vermijden en ons houden aan het vijfde levensgebod: “Met uw eerbied omringen wij het leven, aan ons toevertrouwd.”

Ik ben de verrijzenis en het leven

Het verrijzenisgeloof behoort tot de boodschap die Jezus gebracht heeft. Wanneer hij over zijn eigen sterven sprak, was toch de boodschap verbonden dat hij zou verrijzen. Jezus heeft zijn toehoorders gericht hoe ze in het heden moesten leven. Hij sprak in gelijkenissen over het rijk dat aan het groeien was. In zijn gelijkenis over Lazarus en de rijke vrek wijst hij op een leven na de dood en geeft hij aan hoe we hier moeten leven.

Paulus, de apostelen en Lucas leggen getuigenis af van hun geloof in de verrijzenis van Jezus en van de verrijzenis van de doden. Het leven van Paulus is veranderd door zijn ontmoeting met de verrezen Christus. Hij heeft Jezus verkondigd als de gekruisigde en de verrezen Heer. Dit is voor hem en de mensen tot wie Paulus zich richtte de bron van troost en hoop.

In Gods handen tot over het graf

God heeft de mens, man en vrouw geschapen om ten volle te leven. Jezus antwoordde de sadduceeën met te verklaren dat God, de God is van Abraham, de God van Isaak en de God van Jacob. Hij is de God van elke mens, van elke man en vrouw, die hij geschapen heeft en die hij roept tot een eeuwig leven. In een tijd van versnippering en isolement, van moedeloosheid en angst is de roep naar hoop en verbinding groot. Voor altijd in verbondenheid bij God te mogen zijn, die ons bemint tot over het graf heen, is de vervulling van onze hoop. Een mensenkind is kostbaar in Gods ogen tot over de dood.

De Franse schrijver Léon Bloy stierf tijdens de eerste wereldoorlog. Een van zijn laatste woorden zou geweest zijn dat hij stierf met een grote nieuwsgierigheid, « Une immense curiosité ».

In het KTO-programma Un coeur qui écoute legt de interviewer bij het slot aan zijn gast vaak deze vraag voor: “Wat zou je willen dat God je vraagt wanneer je bij hem aankomt?” Welke is de vraag die wij verwachten en ons stellen? En wat antwoorden wij?

De blik op de hemel en een inzet voor de wereld, beide samenhouden. In zijn boek, Niets aan het einde? Over opstanding en eeuwig leven schrijft Gerhard Lohfink bij het voorwoord: “Het schrijven van dit boek heeft mij opnieuw doen beseffen hoe bevrijdend het christelijk geloof in de opstanding van de doden wel is.

Wie leeft vanuit dit vertrouwen, kan zonder zorgen in het Bijbelse ‘heden’ leven, omdat nu elk moment van zijn bestaan belangrijk en van hoop doordrongen is, en kan zijn krachten wijden aan de totstandkoming van een rechtvaardige samenleving omdat de wereld van de opstanding de door God geschonken eindvorm is van de wereld waar wij hier, in de geschiedenis, voor vechten” (Gerhard Lohfink, Niets aan het einde? Over opstanding en eeuwig leven, Averbode 2018).