32e zondag door het jaar C - 2010

Zusters en broeders,

Als het in de lezingen gaat over dood en verrijzenis, het einde van de wereld of het laatste oordeel, dan weet je dat het liturgische jaar op zijn eind loopt. En niet alleen het liturgische jaar; ook het burgerlijke jaar blaast zo langzamerhand de kaars uit. En alsof dat nog niet genoeg is: ook de natuur houdt het voor bekeken en gaat in winterslaap. De lezingen van vandaag beantwoorden helemaal aan die gedachte aan het einde: allebei gaan ze over de dood, en over het leven na de dood.

Dat leven na de dood blijft voor velen moeilijk, heel moeilijk. Het botst immers met wat we weten en wat we ons kunnen voorstellen, en dat is: dood is dood. Toch is het merkwaardig dat de verrijzenis precies vandaag voor veruit de meeste mensen in de westerse wereld zelfs geen vraag of twijfel meer waard is. Nooit immers heeft de westerse mens zoveel aandacht besteed aan zijn lichaam. We letten op onze voeding, we sporten, we doen yoga, we slikken vitamines, en de badkamer bulkt van potjes, tubes en flacons waarmee we met ons allen de strijd tegen de verloedering van ons lichaam aangaan. Nooit heeft dat lichaam zo centraal gestaan als nu, en tegelijk zien we: hoe meer aandacht voor het lichaam, hoe minder geloof in de verrijzenis. Waarbij ik me afvraag waarom we zoveel investeren in iets wat uiteindelijk toch aftakelt en vergaat.

Misschien is de zekerheid dat dood dood is wel kortzichtig. Misschien denken we niet ver genoeg voor ons uit, misschien kijken we te aards, en zijn we tegelijk blind voor wat we zien. En wat we momenteel zien, is dat de natuur beetje bij beetje afsterft, maar eigenlijk is dat slechts schijn, want over een paar maanden is ze er in volle pracht terug. En misschien gaat de dood is dood-zekerheid ook in tegen het diepste aanvoelen van de mens als dusdanig, want in welke cultuur of beschaving je ook kijkt, nu en in het verre verleden, nooit zul je er een vinden waarin de dood het einde was. Altijd was en is er een verering van de doden en zijn er allerlei rituelen waarbij de doden betrokken worden, als waren ze nog in leven. Het lijkt er dus op dat het geloof in het voortbestaan na de dood tot het wezen zelf van de mens behoort.

Heel veel mensen geloven dat niet, en dat was ten tijde van Jezus niet anders. De sadduceeën bijvoorbeeld geloofden niet in de verrijzenis. Ze beriepen zich daarvoor op de Thora, de vijf boeken van Mozes, en wat nadien geschreven werd, verwierpen ze. Bij Mozes komt de verrijzenis niet ter sprake, dus geloven ze er niet in. In het evangelie zien we dat enkelen onder hen proberen Jezus erin te luizen. Ze diepen een bijna absurd verhaal op over een vrouw die met zeven broers getrouwd is. Hun spottende vraag luidt: 'Van wie van die zeven is ze bij de verrijzenis de vrouw?' Jezus gaat merkwaardig rationeel met de vraag om. Hij antwoordt dat ze alleen rekening houden met deze wereld. Hier wordt inderdaad getrouwd en komen er kinderen, maar in de wereld van de verrijzenis wordt er niet getrouwd, en hoeven er ook geen kinderen te komen. Verrezen mensen kunnen immers niet meer sterven, want ze zijn als engelen. En Jezus zou Jezus niet zijn, als Hij de sadduceeën niet in hun eigen vraag verstrikte. 'Als je je dan toch op Mozes beroept', zegt Hij, 'dan moet je hem ook goed lezen. En als je dat doet, hem goed lezen, dan weet je dat God de Heer zich aan hem voorstelde als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jacob.' En dat zijn Joodse stamvaders die ten tijde van Mozes allang dood waren. Voor de mensen, ja, maar niet voor God, want waarom zou Hij Zichzelf anders zo noemen? En Jezus voegt er uitdrukkelijk aan toe: 'De Heer is toch geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen levend.'

Ik denk dat Jezus hier de kern van de zaak belicht: God is liefde. Wat heeft Hij dus aan een ontelbare hoop doden? Maar die is er niet, die hoop doden, want zijn liefde is sterker dan de dood. Móét sterker zijn, want anders is Hij geen liefde. Welke liefdevolle Vader laat immers het kind dat Hijzelf geschapen heeft voor eeuwig sterven? Voor eeuwig vergeten ook? Nee, dat kan niet. Zijn liefde tilt ons over de dood heen, Hij blijft ons allen dragen in de palm van zijn hand, en Hij zal ons voor eeuwig koesteren als zijn liefste kind.

Zusters en broeders, in de enige brief die hij geschreven heeft, schrijft de heilige Jacobus: 'Geloof zonder daden is dood.' Welnu, ik zou die woorden in de context van de verrijzenis willen gebruiken: 'Geloof zonder verrijzenis is dood.' Want onze God is geen God van doden, maar van levenden.

Moge dat ons geloof en onze zekerheid zijn. Amen.