Het boterde niet te best tussen Jezus en de Farizeeën.
Deze hadden kritiek omwille van de sympathie van Jezus voor en zijn omgang met zondaars.
Hij werd wel bij een van hen, nog wel een van de voornaamste van de Farizeeën, uitgenodigd voor de maaltijd, maar daar hielden ze hem voortdurend in het oog. Hij gaf aan zijn gastheer tenslotte een raad mee om bij een feest het best de armen, de gebrekkigen en de kreupelen uit te nodigen.
Hij had aan zijn leerlingen verteld over een onrechtvaardige rentmeester en daarna gezegd dat je niet tegelijkertijd God en de mammon kan dienen. Lucas voegt daar onmiddellijk de reactie aan toe van de Farizeeën op deze uitspraak van Jezus. “De Farizeeën, belust als ze waren op geld, hoorden dit alles en lachten Hem uit” (Lc. 16,14).
Na een korte reflectie over de Wet en de Profeten brengt Lucas daarna een verhaal van Jezus over een rijke man en de arme Lazarus. Zo wordt het zestiende hoofdstuk van het evangelie van Lucas als een tweeluik. Tot wie richt Jezus zich in dit tweeluik? Tot zijn leerlingen of en tot de Farizeeën? Ja en ook tot ons.
Nog altijd zijn er rijken en armen. Muren en kloven houden hen van elkaar gescheiden. Jezus waarschuwt ons wanneer we de mammon meer aanhangen dan God en wanneer we de armen niet zien en ons niet bekommeren om een waardig menszijn.
De rijke wordt niet bij name genoemd, de arme wel. Lazarus, een sukkelaar met zware zweren overdekt. Later wordt híj aanzien voor een melaatse en wordt als hun patroon geëerd.
In de vijfde eeuw was in Jeruzalem een leprozerie met die naam. Tijdens de kruistochten werd de ridderorde van de Lazaristen opgericht. Ze bestaat nog steeds. Het is in een van die kloosters in Parijs dat Vincentius à Paulo zijn orde voor de missie heeft opgericht en zij zijn als lazaristen gekend.
Terug naar Jezus’ tijd.
De rijke stelt het goed, hij kan elke dag uitbundig feesten. Buiten ligt de arme sukkelaar. Maar tussen de rijke en de arme is er geen contact. De een leeft welvarend in zijn woonst, de ander ligt er armzalig buiten.
Lucas richt onze aandacht vaak naar de armen, omwille van de voorkeursliefde van Jezus voor de armen. De eerste zaligspreking van Jezus in het evangelie van Jezus is naar hen gericht: “Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods.” Maar daarna spreekt Jezus harde woorden uit tot de rijken: “Maar wee u rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen” (Luc. 6, 24).
De zaligsprekingen werden soms beluisterd als een boodschap dat wie het nu slecht heeft, het later eens goed zal hebben in de hemel en dat wie er nu op los leeft in de hel terecht komt. Wie nu lijdt wordt met dit vooruitzicht vertroost. De sprekende parabel over de arme Lazarus en de rijke houdt het gevaar in vanuit dit perspectief gelezen te worden. Neen, het is hier eerst in dit leven dat gerechtigheid moet nagestreefd worden zodat de armen waardig kunnen leven en dat de rijken bijdragen tot solidariteit.
Stop armoede
Hier in dit leven moeten we luisteren naar dit woord van Jezus en de boodschap van de bijbel en ernaar handelen. Het gaat niet enkel over het geluk na de dood, maar om hier en vóór we sterven geluk te kennen. In zijn encycliek over de Liefde verwees paus Benedictus XVI naar deze parabel en legde een verband met de voedselschaarste en de nodige sociale en economische maatregelen. Het verhaal van Lazarus en de rijke gaat niet enkel over twee afzonderlijke individuen, maar over groepen en landen die door de armoede tegenover elkaar staan.
“In veel arme landen houdt als gevolg van de voedselschaarste de extreme onzekerheid van het leven aan en dat zou nog erger kunnen worden: honger eist nog talloze slachtoffers onder de vele mensen aan wie het, evenals Lazarus, niet toegestaan is met de rijke aan dezelfde tafel te zitten. De hongerige te eten geven (vgl. Mat. 25,35,37,42) is een ethische verplichting voor de Wereldkerk, die overeenstemt met de leer van haar Stichter Jezus Christus aangaande solidariteit en delen. Bovendien is het uit de wereld helpen van de honger in het tijdperk van de globalisering ook een doel geworden, dat noodzakelijkerwijs moet worden nagestreefd om de vrede en de stabiliteit op aarde te bewaren.
Honger hangt minder af van een materieel tekort dan van een tekort aan sociale hulpmiddelen, waarvan de belangrijkste institutioneel zijn. Dat betekent dat er een systeem van economische instellingen ontbreekt, dat in staat is de juiste toegang tot water en voedingsmiddelen te garanderen, en tevens de knelpunten te overwinnen, die verband houden met basisbehoeften en de noodsituaties die ontstaan bij werkelijke voedselcrisissen – crisissen die natuurlijke oorzaken kunnen hebben of ook door nationale en internationale politieke onverantwoordelijkheid kunnen zijn ontstaan.
Het probleem op het gebied van de onzekerheid van de voedselvoorziening moet in een perspectief op lange termijn worden aangepakt, door de structurele oorzaken ervan uit de wereld te helpen en de agrarische ontwikkeling van de armste landen te bevorderen. Dat kan gebeuren door investeringen in de landelijke infrastructuur, in irrigatiesystemen, in transport, het organiseren van markten, de opbouw en verbreiding van geschikte agrarische technologie. (…….). Het recht op voedsel, evenals het recht op water, speelt een belangrijke rol bij het verwerven van andere rechten, bovenal het fundamentele recht op leven. Daarom is het noodzakelijk dat er een solidair bewustzijn ontstaat, dat voedsel en de toegang tot water als algemene rechten van alle mensen beschouwt, zonder onderscheid of discriminatie. (Caritas in Veritate, nr. 27).
Nog meer dan zijn voorganger heeft paus Franciscus ons al gewezen op onze plicht om de nood van de armen te zien. Een christen moet beseffen dat God zich verbindt met het lot van de armen. Dit heeft de rijke niet gezien, of te laat. Maar hij heeft dan toch de wens dat zijn broers en verwanten het zouden inzien.
In het Eerste Testament is die zorg om de armen aanwezig. De profeet Jesaja had al aangeduid wat God behaagt en dit is: “Uw brood verdelen met de hongerigen, De dakloze zwervers opnemen in uw huis, De naakte die gij ziet, kleden “(Jesaja, 57, 6-7).
En deze zondag herhaalt Amos zijn aanklacht tegen de zorglozen en de zelfverzekerden, tegen de rijken die de armen uitbuiten (Amos, 6,1-4).
Jezus veroordeelt de rijke niet omdat hi rijk is, maar omdat hij niet deelt met de armen.
Bij het einde van het bijzonder jaar over de barmhartigheid Vgl. Lc. 16, 19-21 schreef paus Franciscus zijn brief Misericordia et miseria. Hij deelde daarin mede dat elk jaar p de voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar een kerkelijke Werelddag voor de Armen zal zijn. “Het zal een dag zijn die onze gemeenschappen, en iedere gedoopte zal helpen nadenken over de manier waarop armoede centraal staat in het Evangelie en over het feit dat zolang Lazarus aan de deur van onze huizen ligt (Lc. 16, 19-21), er nooit gerechtigheid en sociale vrede kan zijn. Deze dag zal ook een authentieke vorm van nieuwe evangelisatie zijn (Mt. 11, 5) waardoor het gezicht van de Kerk vernieuwd wordt dankzij haar pastorale bekering die maakt dat zij getuige wordt van de barmhartigheid.
Op 17 oktober hebben we sinds 1992 al elk jaar de Internationale dag tegen de armoede, die werd uitgeroepen door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties. Een van de voortrekkers hierbij was de Franse priester Wresinski (1917-1988), de oprichter van de beweging ATD Vierde Wereld.
Armen lijden onder wat rijken kunnen en veroorzaken. De klimaatverandering wordt meer veroorzaakt door de industrielanden, maar de ganse wereld draagt er de gevolgen van. De Co-uitstoot van het vliegtuig heeft ook gevolgen voor wie geen verre tochten doet!
Armen in ons midden
Wie in een stad komt, ziet en ontmoet bedelaars. In het Zuiden van ons land nog meer dan in het Noorden. In het centrum van de hoofdstad worden kinderen uitgezonden om te bedelen, al is het verboden om kinderen daarvoor in te schakelen. Je ziet armen rond asielcentra. De groep armen is groter dan deze van de bedelaars. Er is de verdoken armoede van mensen die zich veel moeten ontzeggen. Er zijn kansarmen, voor wie de huidige levensduurte zwaar doorweegt.
Het zijn werelden naast elkaar. Er zijn mensen die stappen zetten naar de armen, als straatwerker, als verpleegkundige. Er zijn organisaties en bewegingen die zich inzetten en de nood aanvoelen, die hulp aanbidden zoals Poverello, Voedselbanken, sociale restaurants, Welzijnsschakels, de Beweging voor mensen met een laag inkomen, Kamiano, Het kansenhuis van de Bond zonder Naam, dat kansarme mensen hier in België een duwtje geeft in de rug, de werking van CAW. "Armoede is een maatschappelijk onrecht" en "iedereen heeft recht op een menswaardig leven": dat zijn de vertrekpunten van elk initiatief van de 18 KRAS-werkingen in het Gentse.
Deze week vieren we op 27 september de heilige Vincentius a Paulo (1581-1660). Hij was zelf van een bescheiden afkomst en werd heel jong priester gewijd. In 1617 stichtte hij een vrouwenvereniging die zich wijdde aan de zorg voor armen en zieken. In 1625 stichtte hij de Congregatie der Missie. Daarna stichtte hij in 1633 samen met de heilige Louise Legras-de Marillac de zustergemeenschap: de Dochters van Liefde. Deze kregen van hem deze richtlijn: "Ik geef je als klooster de straat, als cel de ziekenkamers, als kapel de parochiekerk, als slot de gehoorzaamheid en als sluier de ingetogenheid." En ook: " Je verliest er niets bij zusters, wanneer je het gebed of de Eucharistie moet verlaten om naar de armen te gaan, want je gaat naar God als je de armen gaat dienen."
Voor hem waren de armen zijn meesters. « Car, voyez-vous, la charité est par-dessus toutes les règles, et il faut que toutes se rapportent à celle-là. C’est une grande dame. Il faut faire ce qu’elle commande. Allons donc, et nous employons avec un nouvel amour à servir les pauvres, et même cherchons les plus pauvres et les plus abandonnés ; reconnaissons devant Dieu que ce sont nos seigneurs et nos maîtres, et que nous sommes indignes de leur rendre nos petits services. »
************
De Gierigaard
Die ghierihe mensce is herde ontvroet. Hi gheeft den hemel en die erde, nochtan dat hise verliesen moet. Die arme van gheeste clymt op inden hemel; die ghierige vrecke valt in die helle beneden. Mach die kemel liden dore der naelden oghe, soe mach die gierighe vrecke inden hemel comen.
En al is hi arm van erdischen goede, en heeft hi Gode niet vercoren, sterft hi ghierich, hi blijft verloren. Die ghierighe kiest die sloestere vore die keerne en de scale voor den doder
Die gout bezit en mint erdisch goet,
Hi et venijn dat sterven doet
Boek van VII trappen Jan van Ruusbroec