De onrechtvaardige Mammon

Lucas presenteert ons vandaag een niet zo gemakkelijke gelijkenis van Jezus. Er is een rentmeester die knoeit. Is hij een man die recht schrijft op kromme lijnen of krom op rechte lijnen?

Knoeien met rekeningen en schulden

Misschien hadden rentmeesters toen meer soepelheid om spelregels te bepalen, en zo kon de sluwe renmesters andere schikkingen nemen, die tenslotte voor hem het best zouden meevallen. Hij wou zich vrienden maken, die hem zouden opvangen na zijn ontslag. Een risico, want berekende vriendschap is van korte duur.

“De rentmeester beheerde de goederen van zijn meester. Wanneer de rentmeester goederen in pacht gaf, dan werd een schuldbrief opgesteld die slechts één getal vernoemde (som van het geleende, vermeerderd met de opbrengst). Voor zijn beheer werd de rentmeester vergoed met een deel van de meerwaarde.

In het vooruitzicht van zijn ontslag laat hij een nieuwe schuldbrief opstellen, waar een deel van de meerwaarde in vermindering wordt gebracht. De eigenaar ondervindt hierbij geen nadeel en de rentmeester hoopt daarmee op de vriendschap van de schuldenaars” (W. Syx, Homiletische Suggesties).

Maar het is toch niet goed wanneer regels te veel veranderen en dan nog met oog op eigen profijt. Een commentator maakt hierbij een vergelijking met wat kan gebeuren met politici en andere op het einde van een mandaat. Nog vlug enkele maatregelen nemen die hen en hun vrienden ten goede komen.

Zorg voor de toekomst

Jezus keurt de handelwijze van de man niet goed, maar zegt toch dat wie braaf is, soms slachtoffer kan zijn van eigen braafheid en niet altijd voldoende overlegt. Hij schaft de onrechtvaardige mammon niet af. Maar wijst er op dat wij er ons kunnen van bedienen voor onze toekomst, voor onze uiteindelijke aankomst bij de Heer. Al zullen we daar wellicht altijd staan met lege handen.

Naast deze eerder wazige zin volgt dan bij Lucas een klaar standpunt: Ge kunt niet God dienen en de Mammon. Geld en bezit blijven ondergeschikt, maar ze spelen in de wereld een grote rol.

Mammon, een vreemd woord, dat zou komen uit het Aramees. Het duidt op bezit en geld, aan het welk mensen een goddelijk statuut toekennen. Het is langs de bijbel bekend geraakt door het gezegde: Ge kunt niet God dienen en de mammon. Wij vinden het bij Lucas en bij Mt. 6,24 en eveneens in het evangelie van Thomas n° 47: Jezus sprak: "Een mens kan niet op twee paarden rijden of twee bogen spannen. En een knecht kan geen twee heren dienen; of hij zal de een eren en de andere smaden.”

De aanklacht van Amos

Op deze en volgende zondag komt de profeet Amos aan het woord. Hij veroordeelt duidlelijk hen die de mammon op de eerste plaats zetten en zo tekortkomen aan hun verplichtingen van iemand die behoort tot het Gods volk. Zij bedriegen en buiten de arme uit. Ze zijn tegen de sabbat, omdat ze die dag geen handel kunnen doen en winst opstrijken.

Amos was geen grote geleerde, híj was een schapenfokker, Hij is gegrepen door een stem van de Heer en zal misbruiken aan de kaak stellen., zoals andere profeten het in hun tijd deden. Zo ging de profeet Natan naar koning David. Hij vertelde hem over de rijke man met een grote kudde geiten en die het lammetje opeiste van een arme man. Hij maakte met dit verhaal David bewust van zijn onrecht tegenover Uria, de man van Bathseba (2 Samuel 12,1-10). Later klaagt Elia koning Achab aan, die zich de wijngaard van Nabot toe-eigende (1 Kon 21,17-25).

Amos zet de corruptie en de honger naar geld in de kijker. Corruptie en bedrog zijn van alle tijden. Alles moet opbrengen, de sabbatrust moet eraan opgeofferd worden. Regelmatig komen geldschandalen aan het licht, zoals Panama-papers en andere. Mensen worden uitgebuit. Ze zijn slachtoffer door het misbruik van mensenhandelaars.

“Zes dagen werken per week, voor 3 euro per uur. En overnachten in onbewoonbare flats, op 8.000 kilometer van huis. Dat zijn de omstandigheden waarin 55 Filipijnse en Bengaalse lassers moesten werken op een werf in Antwerpen. “De aanmelding van de eeuw” voor Payoke, dat slachtoffers van mensenhandel helpt. De eerste keer in West-Europa dat het op die schaal wordt ontdekt. En het gebeurt waarschijnlijk nog veel vaker (Koen Baumers, Het Nieuwsblad, 26 juli 2022). Het aantal slachtoffers van deze wantoestanden op Borealis-werf is hoger.

Gods geboden

De gelovige Jood weet dat wij God eren door de geboden te onderhouden. Geld en bezit worden in de bijbel niet veroordeeld. Maar er wordt wel voor gewaarschuwd wanneer we geen aandacht hebben voor hen die er geen hebben.

Het zevende en tiende levensgebod besteden er uitdrukkelijk aandacht aan.

De Levensgeboden, die teruggaan op de Thora hebben richtlijnen over bezit en geld. We vinden ze in het zevende en tiende gebod. Vlucht het stelen en het bedriegen, En begeer nooit iemands goed.

Ze kregen een andere formulering in het Geloofsboek:” Onze zorg voor de wat rechtvaardig is, is beeld van uw gerechtigheid” (zevende levensgebod).

Maak ons meer van U dan aan elk bezit gehecht.” Bij dit tiende en laatste levensgebod schrijven de opstellers van het Geloofsboek: “Naar Gods verlangen willen wij de bodem van ons hart vrij houden van verslaving. Dat betekent ook van onze honger naar bezit.

Het is natuurlijk niet verboden te verlangen naar dingen die we nog niet hebben. Verlangen doen we gelukkig allemaal: naar een gezellig huis, naar interessant werk, naar al de dingen die het leven aangenamer maken. .. Maar door dit verlangen naar bezit kunnen we ons ook zo in bezit laten nemen, dat we erdoor bezeten worden.

Ja zover zelfs, dat we niet eens meer echt kunnen liefhebben, dat wij de hand uitsteken naar het bezit van anderen. Als die begeerte van je handen jou parten dreigt te spelen: stop! Afhakken, noemt Jezus dat (Mt. 5,30)

Wij kunnen zelfs zo door bezit bezeten zijn, dat wij ontoegankelijk worden voor God. Bezit wordt dan een afgod.

De bijbel noemt die: de mammon.

Niemand kan twee heren dienen:

hij zal de een haten en de andere liefhebben,

ofwel de een aanhangen en de andere verachten.

Gij kunt niet God dienen en de mammon (Mt. 6,24).

Alweer dus dit uit-één-stuk zijn. Niet in twee richtingen tegelijk willen kijken. Alweer dus ook die echtheid in het verlangen: verlangen naar de meer wezenlijke dingen: naar leven vanuit God in gebed; naar leven voor elkaar in liefde. Dat en dat alleen houdt stand, ook in het aanschijn van de eeuwigheid. De bijbel noemt dat: schatten verzamelen in de hemel. Alweer tenslotte ook die helderheid, die klare lijnen trekt in ons leven. Want altijd weer gaat ons hart daar wonen war onze schat verborgen is. Zal het dan in Gods liefde gaan wonen, of in onze brandkast?” (De Bisschoppen van België, p. 196).

In zijn encycliek over de vreugde van het evangelie wijst paus Franciscus op enkele actuele uitdagingen en roept hij op om neen te zeggen tegen een economie van de uitsluiting en tegen de verafgoding van het geld. Het is een neen tegen het geld dat heerst in plaats van te dienen (53-58).

De paus maakt o.a. volgende vaststelling: “ Terwijl de inkomsten van weinigen exponentieel groeien, raken die van de meerderheid steeds verder verwijderd van het welzijn van deze gelukkige minderheid. Deze onevenwichtigheid komt voort uit ideologieën die de absolute autonomie van de markten en de financiële speculatie verdedigen. Daarom ontkennen zij het recht op controle van de staten, die de taak hebben te waken over het algemeen welzijn. Er vestigt zich een nieuwe onzichtbare, soms virtuele tirannie, die op een eenzijdige en onverbiddelijke wijze haar wetten en regels oplegt. Bovendien verwijderen de schuld en de rente ervan landen van de uitvoerbare mogelijkheden van hun economie en de burgers van hun werkelijke koopkracht. Bij dit alles komt nog een wijd vertakte corruptie en een egoïstische belastingontduiking, die mondiale dimensies hebben aangenomen. De zucht naar macht en bezit kent geen grenzen. In dit systeem dat ernaar neigt om alles op te slokken met het doel de winsten te vergroten, blijft alles wat broos is, zoals het milieu, weerloos ten overstaan van de belangen van de vergoddelijkte markt, die in een absolute regel zijn veranderd.” (Evangelii Gaudium, 56).

De paus heeft de tegenstelling voor ogen tussen arm en rijk. De evangelist Lucas brengt ons hierover het verhaal over de arme Lazarus en de rijke vrek. Wij horen het volgende week en het maakt in het zestiende hoofdstuk een tweeluik uit met het verhaal van de sluwe rentmeester.