25° Zondag C (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

In het kader van zijn tv-programma Adieu God was Thijs van den Brink een tijdje terug in gesprek met de cabaretier Youp van 't Hek. Thijs bracht in dat verband de Tien Geboden ter sprake. En Youp zei daarover:

"De Tien Geboden die deugen. Alleen had je ze niet aan de mensen moeten geven die daarover oordelen. Want, bijvoorbeeld: Je mag niet stelen. Dat vind ik nog steeds. Dat vindt iedereen wel. Maar daar hebben we dan van die hele slimme manieren voor... Je mag niet de bank binnenlopen, een pistool op iemand richten en zeggen: kom hier met dat geld. Maar je mag wel bij die bank gaan werken en dertig miljoen mee naar buiten sleuren zoals Rijkman Groenink deed. En de Raad van Commissarissen vindt 't goed, want die kennen elkaar dan weer van andere dingen... Dat mag wel. Ik vind dat geestig om te zien hoe mensen dat dan altijd weer interpreteren waardoor iets wel of geen stelen is."

Tot zover Youp van 't Hek. Ik denk, dierbare gasten en parochianen van deze Rozenkranskerk, ik denk: zijn woorden kunnen ons helpen om het evangelie van deze zondag beter te begrijpen. Want, wat is het geval? Jezus voert daarin een heel dubieus iemand ten tonele, een persoon die zijn werk niet goed doet, voor wie ontslag dreigt en die vervolgens mooi weer gaat spelen op kosten van z'n baas om aldus bij de mensen in een goed blaadje te komen en aldus zijn startpositie als werkeloze zo optimaal mogelijk te maken. Want men zal denken: hij is ontslagen omdat hij 't goed met óns voor had, omdat hij die zware schuld die wij hebben bij zijn baas en die zeer op ons drukt; hij is ontslagen omdat hij de druk van die schuld lichter voor ons maakte.

Zoals gezegd: een dubieuze figuur dus, een aartssjoemelaar en een onbeschaamde, brutale vlerk bovendien. Wij zijn geneigd om uiterst veroordelend en bestraffend over de man in kwestie te spreken. Maar het gekke is: de benadeelde baas en ook Jezus zelf lijken dat niet te doen: "De heer prees de gewiekste aanpak van de onrechtvaardige rentmeester." En: "Ook ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp van de geldduivel; als die je dan ontvalt zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten." Wij zijn geneigd, denk ik, om heel verontwaardigd te zijn over wat ons hier in deze evangelietekst door Jezus wordt voorgeschoteld: Maar dat is toch een premie zetten op gesjoemel, op stelen van de baas!

Ja, ja... maar wat als de baas in kwestie nu eens "Rijkman Groenink" heet? Hoe is die rijke man in het evangelie aan zijn omvangrijk bezit gekomen? Daarover horen wij verder niets, maar het is natuurlijk wel een reële vraag. Welk bezit is rechtmatig? En welk bezit is onrechtmatig? En wat is stelen? Elke westerling die rondloopt in een zogenaamd "ontwikkelingsland" of "land van de Derde Wereld" kan zich daar erg onbehaaglijk gaan voelen, want: Wie ben jij dat jij daar zonder problemen gemakkelijk alles kunt kopen wat je hartje eventueel begeert en zonder problemen aan tafel kunt gaan zitten in restaurants die voor veel mensen die je in zo'n land zware arbeid ziet verrichten ofwel moedeloos en haveloos langs de straten ziet scharrelen; - voor hen zijn diezelfde restaurants en allerlei spullen die jij zonder probleem kunt kopen; voor hen is dat alles onbetaalbaar. Maar wie ben jij? Heb jij als mens meer recht op een goed leven dan een ander? En is het juist dat sommige mensen energie stoppen in het vergroten van hun bezit en geld oppotten terwijl andere mensen noodlijdend zijn en creperen? Nee natuurlijk. De materiële verhoudingen tussen ons mensen die deze aarde bewonen zijn als zodanig getekend door structurele grote onrechtvaardigheden. In het licht van het evangelie kunnen we ongetwijfeld in zekere zin elk bezit wel als een vorm van diefstal aanmerken.

Oef!

De meest uitdagende bede van het Onze Vader is en blijft om die reden: "Vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven." Ik denk: deze bede kan ons helpen om de evangelietekst van vandaag ook beter te verstaan.

Er is in zekere zin geen mens die deugt. U hebt het misschien gehoord veelgeliefden: paus Franciscus heeft een uitvoerig interview gegeven dat wereldwijd gelijktijdig in allerlei talen is of wordt gepubliceerd in allerlei tijdschriften die gelieerd zijn aan de Jezuïetenorde waartoe onze nieuwe paus behoort. "Wie is Jorge Mario Bergoglio?" zo luidt één van de aan hem gestelde vragen. En dan antwoordt paus Franciscus: "Ik weet niet wat het meest precieze antwoord is… maar ik ben een zondaar. Dat is de juiste definitie. En het is niet zomaar een manier van zeggen, een literair genre. Neen, ik ben een zondaar. (...) Ik kan zeggen dat ik een beetje slim ben, ik kan me uit situaties redden, maar het is tevens waar dat ik ook een beetje naïef ben. Ja, de beste synthese die bij me opkomt en die ik als de meest correcte aanvoel is deze: Ik ben een zondaar op wie de Heer zijn blik heeft laten vallen."  Tot zover paus Franciscus. Hij heeft het, natuurlijk, begrepen. Maar er zijn ook mensen die hebben het niet begrepen, die denken dat zij zelf deugen en dat ze in de positie zijn om te kunnen en te mogen oordelen over een ander, over Rijkman Groenink bijvoorbeeld of over een paar hulpeloze en dakloze arme sloebers en pechvogels. Wie denk je eigenlijk dat je zelf bent? Ja, wie denk jíj dat jij zelf bent? En waar woon je trouwens zelf?

Of je het nu wilt weten of niet, maar als aardbewoners zijn we in zekere zin allemaal medeplichtig aan alles wat op aarde tussen de mensen in hun onderlinge verhoudingen niet deugt. Rechtbanken, gevangenissen, wapens en legers zijn misschien een noodzakelijk kwaad maar tegelijk ook: symptómen van het kwaad. Want altijd gaat het daarin en daarbij om zondaars die andere zondaars veroordelen, trachten te corrigeren, bestrijden en doden - om onrecht derhalve.

Op elk bezit rust een maatschappelijke hypotheek. Elk bezit impliceert een uitnodiging en een aansporing om daarmee andere mensen te ondersteunen en goed te doen. Jezus zet in het evangelie tegenover elkaar enerzijds "de geldduivel", jaja, en anderzijds "het ware goed" en God zelf. En wie is God en wat is het ware goed? In de 113e psalm die wij samen hebben gebeden wordt over God gezegd dat die "machtelozen tilt uit het stof, van vuilnishopen de armen weghaalt." Daarop zouden, veelgeliefden, als zogenaamde "gelovigen", als mensen die trachten Jezus Christus na te volgen; daarop zouden als gelovigen al onze inspanningen dus gericht moeten zijn. Het is ons aller roeping om op een goede manier betrokken te zijn op machteloze en arme mensen. Want zij zijn geen andere mensen als wijzelf zijn. In hen ontmoeten wij ook de armoede en machteloosheid die onszelf ten diepste kenmerkt en die vroeg of laat ook in ons leven duidelijk aan de oppervlakte kan komen. Mensen die goed betrokken zijn op anderen, dat zijn mensen die bereid zijn om allerlei zonden en schulden van materiële en niet-materiële aard steeds weer te vergeven en te vergeten. Laat elk van ons daarin dus het voortouw nemen. Amen.