Leve de mens die eigenwijs durft zijn

In de lezingen van deze zondag staat steeds een enkeling tegenover de massa. De massa loopt - in de eerste lezing uit het boek Exodus - te springen rondom een stierenbeeld, terwijl de enkeling - Mozes - nog op een berg is om contact met God te zoeken. In de lezing van het evangelie staat er ook telkens één tegenover veel. Veel schapen lopen gewoon rustig en overzichtelijk in de kudde, ééntje is er heel avontuurlijk vandoor getippeld. Negen zilverstukken liggen gewoon op de plek waar een vrouw dacht ze allemaal opgeborgen te hebben, ééntje is op een of andere manier zoekgeraakt in het huishouden. De enkeling valt op, omdat hij afwijkt. Het gedrag van de enkeling valt op, maar daardoor wordt ook het gedrag van de massa opvallend. Het verliest zijn vanzelfsprekendheid, juist omdat één enkeling laat zien dat het ook anders kan.


De enkeling is meestal ook een lastpak. Ongeveer op de manier van dat ene schaap, dat in zijn eentje eens lekker de wereld ging verkennen en daarmee de herder in de problemen bracht. De enkeling bezorgt meer last dan al die anderen bij elkaar. In de eerste lezing van vandaag lijkt het omgekeerde het geval. Daar lijkt Mozes in zijn eentje de ideale leerling van God. Bijna eindeloos bleef hij maar op de berg luisteren naar de voorschriften en de aanwijzingen die God hem gaf om aan het volk door te geven. Maar ondertussen heeft volk aan de voet van de berg helemaal niet zoveel geduld. Zij vragen zich af waar Mozes blijft en besluiten zichzelf maar iets tastbaars te geven waarmee ze de reis naar het beloofde land aandurven: een gouden stierkalf dat als een god voor hen uit gedragen kan worden. Als God ziet wat de mensen gedaan hebben, wordt Hij zo kwaad dat Hij niets meer met hen te maken wil hebben. Dan maar weer verder met de enkeling, ongeveer zoals Hij ooit met Abram begonnen was. Mozes, zegt God, met jou wil Ik wel verder. Ik zal jou tot een groot volk maken.
Maar zo gemakkelijk gaat dat niet, want van die ene mens komt verzet. Mozes legt zich niet neer bij de boosheid van God en komt voor de mensen op. Waarom zou U uw volk laten omkomen in de woestijn? En de Egyptenaren de kans geven om ons allemaal uit te lachen: hun zogenaamd bevrijdende God heeft ze in de bergen laten verkommeren! Laat uw boosheid varen en ga verder met uw mensen!
Het bijzondere is dat Mozes hierin plotseling heel erg lijkt op Abram. In zijn dagen kwam hij op voor de stad Sodom, waar zoveel mis was dat God de stad met de grond gelijk wilde maken. Ook dan vindt God één enkele mens tegenover zich, Abram, die God tegenspreekt: Heer, maar als er nu eens vijftig rechtvaardigen in die stad wonen? Of veertig, of dertig of tien... En God stelde zijn plannen bij, zoals Abram had voorgesteld.
Het lijkt er dus op alsof de enkeling ook voor God niet zo gemakkelijk is. Het zijn natuurlijk wonderlijke verhalen, waarin een enkele mens in discussie gaat met God, en niet alleen dat, maar die discussie ook wint, zodat God zijn plannen bijstelt. Maar de lezing uit Exodus zorgt ervoor dat het denken over de enkeling in een bijzonder licht komt te staan. De enkeling is bijzonder. Het is me er eentje! De mens die een eigen weg durft te gaan, die voorop durft te gaan, zoals Mozes dat deed. Hij wilde zijn volk door de woestijn leiden naar goed land. En dat betekent dat hij voor zijn mensen opkomt, als het moet zelfs tegenover God. Maar het betekent ook dat hij niet meeging in de waan van de dag die het volk in zijn greep had gekregen. Razend wordt hij als hij ziet dat de mensen dat beeld hebben gemaakt. Hij schrikt er niet voor terug om als enkeling tegenover al die mensen te gaan staan en hen de waarheid te zeggen. En dat maakt hem als mens bijzonder kostbaar en waardevol.
Dat is het licht waarin we vandaag dat verhaal horen over dat ene schaap, waar de herder naar op zoek gaat, hoewel hij daarvoor alle andere schapen in de steek moet laten. En over dat ene zilverstuk, waar het hele huis voor ondersteboven gekeerd moet worden. Niet uit gierigheid, omdat geen cent gemist kan worden. Niet omdat het ene schaapje zielig was. Maar omdat de ene bijzonder is, uniek, omdat één mens het lot van velen ten goede kan keren, omdat één mens een beslissend verschil kan maken. Daarom is die ene van belang, juist die ene die een eigen weg ging. Zo van belang dat de anderen daarvoor tijdelijk in de steek worden gelaten.
De mens die de eigen weg durft te gaan is kostbaar. Een mens die zich niet laat meevoeren door wat ‘iedereen' doet en denkt. De mens die uit de pas durft te lopen.
In het evangelie horen we dat Jezus op bezoek is bij tollenaars en zondaars. Dat zijn in feite natuurlijk ook mensen die uit de pas lopen. Tenminste, zo ziet de beschaafde meerderheid dat graag, dat er een duidelijk onderscheid is tussen hen, de gewone, goede mensen en de slechteriken. Alsof de zogenaamde ‘gewone' mensen niet hun misstappen maken. De tollenaars en zondaars hebben het stempel gekregen van ‘zij die niet willen deugen' en misschien hebben ze van de nood een deugd gemaakt. Als ze dan toch niet meer bij de gewone mensen mogen horen kunnen ze beter hun bijzondere levenswandel tot kunst verheffen en er lekker van leven. Maar Jezus legt zich niet neer bij deze status quo. Hij wil op zoek om de verloren schapen te redden, zoals het in de parabel staat. Niet om het eens en voorgoed duidelijk te maken dat het nooit meer in zijn eentje op pad mag gaan, en het voor altijd in de kudde moet blijven. Nee, want wat moet God aan met een volk waarin geen mensen opstaan die richting wijzen, zoals Mozes dat deed?
Eerder zal Jezus proberen de mensen waarmee hij aan tafel zit andere wegen te wijzen: Ze hebben al laten zien dat ze in staat zijn om een eigen weg te gaan, los van wat ‘iedereen' doet. Dat ze eigenwijs zijn, hun eigen gang durven gaan. Afgezien van wat ze dan precies gedaan hebben is dat een kwaliteit, dat is lef en levensdurf hebben. Jezus zal ze hebben aangemoedigd om eigenwijs te zijn in het goede, zoals hij dat zelf ook was. Wat ‘de mensen' er ook van mogen zeggen.
Een mens zijn die zelf durft na te denken, die niet zijn oor laat hangen naar wat de algemene stemming is, wat de meerderheid denkt, want het feit dat velen het denken hoeft niet te betekenen dat het goed is. Een mens die zelf nadenkt, het eigen geweten laat spreken. Dat is ook een mens die als het moet durft in te gaan tegen het gezag, of dat nou wereldlijk of kerkelijk was. Mozes zelf schrok er immers niet voor terug om in discussie te gaan met God, toen zijn geweten hem dat ingaf.
Dat is een van de diepe betekenissen van die begin-woorden uit de bijbel, dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Dat maakt de mens, dat maakt ons tot een waarlijk tegenover, onmisbaar om deze wereld de goede kant op te trekken, in eerlijke eigenwijsheid - en open voor de wijsheid van God.