24° Zondag C (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Vollédig aan de grond. Wij zitten als kerk vollédig aan de grond - ben je soms geneigd te denken als er op de voorpagina van de krant, zoals ook weer gisteren, de meest schokkende berichten staan over seksueel misbruik door priesters of zelfs een bisschop. Het spijt mij, dierbare gasten en parochianen, dat ik hier alwéér over begin, het begint u mogelijk érg te vervelen, maar ik vind: de actualiteit laat mij geen andere keus. Ik vind dat ik die in deze níet kan en mag negeren. Net doen of m'n neus bloedt, dat hebben we in de kerk lang genoeg gedaan, dat is (voor een belangrijk deel) nu precies het probleem

 We zitten volledig aan de grond - ben je geneigd te denken. Youp van 't Hek schrééf het verleden week zaterdag in niet mis te verstane woorden in zijn satirische column op de achterpagina van NRC-Handelsblad. Citaat: "Keihard sluiten die tenten met hun torens. Dichtspijkeren die handel. Het is gewoon een criminele organisatie" (einde citaat). Ik denk, dierbare gasten en parochianen, dat wat Youp daar schreef is wat door menigeen wordt gedacht: Is niet alleen de Roomse kerk, maar is niet ál die godsdienst één grote bron van ellende op aarde, nu ook weer in verband met die dominee in het zuiden van de Verenigde Staten die korans wil verbranden - met alles wat dat weer aan tegenreacties losmaakt? Waren we niet beter af zónder al die godsdiensten? Ja, dat is de vraag natuurlijk. Ik denk: we zouden dan wél eens van de regen in de drup terecht kunnen komen en per saldo wel eens slechter af kunnen zijn, zónder godsdienst, zonder in elk geval het christelijk geloof en zonder de kerk (want daar stá ík nu eenmaal voor) ... Er zijn landen waar men geprobeerd heeft of waar men nog altijd pogingen doet om godsdienst, geloof en kerk af te schaffen. Maar die landen zijn zeker niet de prettigste casu quo de prettigste gewéést. In zo'n land wil je liever niet wonen.

 En je kúnt de godsdienst, het christelijk geloof en de kerk natuurlijk ten diepste helemaal niet afschaffen omdat, veelgeliefden, Gód Is. God bestaat nu eenmaal. God is een realiteit. Wij kunnen daar niet omheen. En dat is maar goed ook.

 In het evangelie van deze dág komen wij iemand tegen die volkomen aan de grond zit, letterlijk. Hij zit in de prut tussen de varkens. Een mooi beeld misschien, of liever gezegd: een schril beeld van onze kerk in onze dagen, een beeld van mensen binnen en ook buiten die kerk die zich schuldig hebben gemaakt, mensen die zijn afgedwaald van de goede manier van leven. Nou stuiten we op dát punt natuurlijk meteen op een probleem, want: wat ís "goed leven"? - daarover kunnen de inzichten nogal eens ver uiteenlopen ... "Goed leven" in de zin van het evangelie van deze dag lijkt mij: leven dicht bij de vader die is zoals in de parabel die vandaag door Jezus wordt verteld. De vader in die parabel is duidelijk: beeld van God en wel een heel menselijk, een heel vriendelijk, een heel liefdevol beeld van God. De vader zegt het aan het eind van de parabel tegen zijn oudste zoon: "Jongen, jij bent altijd bij me en alles van mij is ook van jou." De woorden klinken heel warm en heel royaal. Ze ademen een grote vrijheid uit, ábsoluut niets in de zin van: God is een krentenweger. Ik denk, veelgeliefden: dit is het uitgangspunt wat betreft de verhouding die wij allen met onze God mogen hebben. Als je leeft, dicht bij Hém, met Hém hoe dan ook, in goede werken of alleen maar in gebed, ínnig verbonden, dan hóef je niets te vragen. Dan kun je gewoon rustig, vrolijk, vrij en onbezorgd je gang gaan ... De oudste zoon in de parabel, die weliswaar in de fysieke zin dicht bij z'n vader leeft (hij is een "huisgenoot des geloofs" zeg maar); die oudste zoon heeft toch nog "een weg te gaan" wat dit betreft. Want in de mentale, in de geestelijke zin is er duidelijk een afstand tussen hem en z'n vader. Hij heeft een beeld van zijn vader, die oudste, dat duidelijk níet klopt. Zijn vader wil eigenlijk een vriend zijn. Die vader wíl helemaal geen afstand en autoriteit en dat z'n zoon alles aan hem zou moeten vragen. Maar die oudste kan die vriendschap en die vrijheid blijkbaar niet áán. Hij wíl er ook niet aan misschien. Want hij is misschien bang voor vrijheid; om in vrijheid zijn eigen leven gestalte te geven. Liever houdt hij dan dat drogbeeld van zijn vader en daarmee van Gód in stand als strenge patriarch die alles scherp in de gaten houdt en aan wie je alles moet vragen en van wie je zéker geen feest mag vieren met je vrienden. Maar die vader is daar helemáál niet tégen, tegen feestvieren. Dat dácht zijn oudste zoon alleen maar, ten onrechte dus. Zijn vader heeft hém "nooit een bokje gegeven om eens met zijn vrienden feest te vieren". Inderdaad, dat heeft de vader nooit expliciet gedaan. Maar wat betekent dat? Ik feliciteer u niet met uw verjaardag. Ik vergeet zelfs dat u jarig bent. Ik wens u geen plezierige vakantie. Ik ken uw naam niet of ben die kwijt. En wat betekent dat? Dat ik u niet belangrijk vind? Dat ik niet van u houd? Ja, zo kun je dat zien, zo kun je dat uitleggen natuurlijk. Maar die uitleg, die manier van zien is dan wel voor úw rekening. En mag ík het daarmee alstublieft niet eens zijn? Mag ik ondanks dat ik al die dingen níet heb gedaan tóch u wél belangrijk vinden en wél van u houden? "Ik ga niet naar mijn moeder op moederdag. Want mijn moeder weet zó ook wel dat ik van haar houd" hoorde ik eens iemand verklaren. IJzersterk vond ik dat. Blijkbaar heeft de moeder in kwestie die vorm van bevestiging niet nodig. De oudste zoon in de parabel blijkbaar wel. Maar de vader besteedt verder geen aandacht aan diens klacht. Híj blíjft bij de vreugde om de terugkeer van zijn jongste zoon. Die vreugde laat hij zich door de klacht van zijn oudste zoon niet afnemen. Die zal de feestvreugde níet bederven. Zijn klacht is dan ook volkomen uit de lucht gegrepen. Natuurlijk houdt de vader ook van zijn oudste zoon! Relax. Loosen up a little bit, ontspan een beetje, doe niet zo krampachtig, zou je tegen die oudste zoon willen zeggen. Misschien dat hij eens naar een goeie kapper moet en nieuwe kleren moet gaan kopen. Een nieuwe look. En hij lácht ook gewoon veel te weinig. Dus dat feestje met die vrienden is inderdáád een heel goed idee.

 Te weinig lachen ... daar heeft z'n jongere broer geen moeite mee. Laat die maar schuiven. Z'n oudere broer heeft daar dus ook duidelijk over zitten fantaseren, die zegt over z'n broertje dat hij het vermogen van zijn vader "heeft verbrast met slechte vrouwen". Pardon!? Wie zegt dat? Wat weet híj daarvan? Hij heeft zijn broer zélf na diens terugkeer nog niet eens gezien en niet eens gesproken! Kan zijn hoor, dat hij er niet ver naast zit, maar ... het lijkt me hier toch hier toch op de eerste plaats zijn eigen dirty mind dat spreekt. Ik denk: heimelijk is hij jaloers op z'n broer, die het op school vast heel goed dééd, bij zijn mede-leerlingen van beiderlei kunne en bij de docenten. Zo stel ik mij hem voor, die jongste broer. Het leven lachte hem toe. En ik denk: Zijn oudere broer heeft de kant van het leven die híj zo uitbundig heeft beleefd; zijn oudere broer heeft die kant verdrongen. Hij kán níet (of slechts moeilijk) genieten denk ik, de oudste. "Lust-angst" werd dat in mijn studententijd onder de theologie-studenten wel genoemd. Het kwam onder ons veel voor!

 Natuurlijk heeft ook die jongste een probleem. Wat zijn oudere broer te veel heeft, dat heeft híj natuurlijk te weinig. Hij kan geen maat houden. Maar, heel opvallend in de parabel die Jezus vertelt: je krijgt nu niet de indruk dat de váder in de parabel erg de behoefte heeft om z'n jongste zoon op dit punt te corrigeren. Hij legt hem eigenlijk geen strobreed in de weg. Zodra zijn jongste zoon, op onaangename toon eigenlijk, tegen hem, zijn vader, zegt: "Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb", doet zijn vader dat onmiddellijk, zonder één bezwaar of woord van protest. En als zoonlief op hangende pootjes en zéér schuldbewust terugkeert en zijn biecht begint te spreken ("Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten, maar neem mij aan als één van uw dagloners": hij heeft het hele verhaal vantevoren ingestudeerd) dan lijkt zijn vader die woorden geheel te negeren. Hij negeert ze, hij gaat er geheel aan voorbij; alsof die biecht hem helemaal niet interesseert ... Maar wat is hij blíj met de terugkeer van zijn zoon die vader ... En wat een hartverwarmende ontvangst geeft hij hem ... ("hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem"). En hij richt een feest aan. Wat dat betreft zit de vader eigenlijk helemaal op de lijn van zijn jongste zoon. Die lijkt wat dit betreft veel meer op zijn vader dan de oudste. De jongste had daar naar verlangd, naar feest, dat het leven een heerlijk, onbezorgd feest zou zijn. En hij probeerde dat feest zelf te organiseren. Maar het werd: zwelgen, de bloemetjes buiten zetten, dronkenschap, misschien een soort orgie, een "dierlijk feest" als het ware - het was dan ook niet voor niets dat hij bij de varkens uitkwam. Die hielden hem een spiegel voor: een varkentje was hij min of meer zelf gewórden misschien. Met dat feest dat hij zelf georganiseerd had was hij uitgekomen op een dood spoor. Het is pas door de gedachte "ik ga weer naar mijn vader" dat hij tot leven komt, tot een leven dat echt in de volle zin léven ís. En dan dénk en zeg je niet: wat de anderen denken en zeggen dat kan mij helemaal niets schelen. Dan gá je niet je goddeloze eigen gang en dan sníjd je niet allerlei banden door met mensen. Maar dan blijf je in contact, in verbinding, je houdt voeling. Minstens probeer je dat. Daar doe je dan je best voor. De jongste zoon had dat niet gedaan. Die had z'n vader gewoon in de prut laten zakken. Totdat hij er zelf in terecht kwam. Dan gaat hij terug naar zijn vader. En die zegt dan: "deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden."

 Ooit belandde ik op deze zondag, dat zal nu precies negen jaar geleden zijn, tijdens een fietsvakantie in een kleine barokkerk in Aschaffenburg, in Noord-Beieren. De priester die daar preekte zei toen (en het maakte op mij een verpletterende indruk mag ik wel zeggen): "Veel mensen hebben afscheid genomen van God, noemen zich a-theïstisch, omdat ze dat wel móesten doen. Ze hadden namelijk een godsbeeld waarmee ze niet kónden leven, een beeld namelijk van God als een kille, strenge, toornige, straffende god. Ja, wil je dán nog een beetje deel van leven hebben, dan móet je zo'n god wel loslaten." De oudste zoon in de parabel neigt daartoe, naar zo'n godsbeeld, naar zo'n soort beeld van zijn vader. Maar zo is God niet! Je hoeft niet bang te zijn voor God. De Duitse priester noemde de "parabel van de verloren zoon" "het evangelie binnen het evangelie". Dít is de God van Jezus! Die komen we híer bij uitstek tegen. Onze God, die van Jezus Christus, is een God naar wie je altijd terug kunt keren, Hij is een God bij je altijd opnieuw welkom bent, wat er ook gebeurd is. "Ik ga weer naar m'n vader" hebben we met z'n allen gezegd en herhaald vandaag bij wijze van refrein bij psalm 51, de grote boetepsalm, "een zangstuk op naam van David: toen de profeet Natan naar hem toegekomen was na Davids omgang met Batseba" zoals er bóven die psalm staat. En die Batseba was door David geschaakt en haar wettige echtgenoot had hij de dood ingedreven. Niet niks.

 Wij zitten als kerk volledig aan de grond. Een pastoor ergens in het land heeft onlangs een vertegenwoordiger van de bisschop op bezoek gekregen. Hij woont op de pastorie samen met een vriend. Dat doet hij al vele jaren. Het hele dorp weet ervan. En de mensen vinden het wel best geloof ik. Maar nu moet vriendlief vertrekken van de bisschop, want "we willen geen schandaal". Dát wordt weer een schandaal als zo'n toedracht bekend wordt. Want dáár hebben de mensen, wij, denk ik totáál tabak van: van een kerk die mooi weer speelt, maar die een zelfbeeld koestert en die de suggestie wekt van engelachtig rein te zijn, maar waarin ten hemel schreiend kwaad van kindermisbruik bijna systematisch met de mantel der liefde blijkt te zijn bedekt, terwijl dan nu zo'n pastoor en die vriend die zich voor zichzelf en voor elkaar niet schamen en die in alle openheid zo eerlijk en eerzaam mogelijk door het leven trachten te gaan en daarin elkaar proberen te steunen opeens het leven wordt zuur gemaakt - vanwege wat de mensen wel niet zouden kunnen denken en zeggen. Het is zó hypocriet. "Teresa, laat de mensen léven". Een bruidegom vertelde mij ooit dat zijn Spaanse grootvader dát zinnetje altijd sprak tegen zijn echtgenote die altijd erg de neiging had om zich zorgen te maken over het leven van andere mensen. "Teresa, laat de mensen leven ...". Ja, laat de mensen leven en geef ze de ruimte, zoals de vader in Jezus' parabel, beeld van de hemelse Vader, die ruimte geeft aan z'n jongste zoon.

 Wij zitten als kerk volledig aan de grond veelgeliefden. Wij zijn dan ook een kerk van zondaars. Velen van ons zijn in het verre land geweest waar ook de jongste zoon in de parabel was of verblijven daar soms nóg. God geeft mensen die ruimte. Maar als het om zonde gaat, dan werkt het mijns inziens zó veelgeliefden, dat de wal vanzelf het schip keert. Dan komen mensen vanzelf op een dood spoor terecht. Van wat echt zonde is word je ongelukkig, en dán krijgt een mens het verlangen om terug te keren naar zijn Vader, de hemelse, de eeuwige, die al naar ons uitziet en die ons al in de verte aan ziet komen. Weet dat je altijd welkom bent bij Hem. Hij heeft je lief. Amen.